21 april 2010

Mahler 4


De vliegtuigen vliegen weer, dus mijn aanvankelijke angst dat Fischer ergens in een onherbergzaam oord vastzit en later deze week niet bij het KCO de Vierde van Mahler zou kunnen dirigeren, zal wel iets te zwartgallig zijn geweest. Maar goed, eerst zien (en horen) en dan geloven. Ik vind Fischer sowieso een groot dirigent en een potentiële kandidaat voor een toekomstig chef-dirigentschap – alleen al zijn vloeiend gesproken, in prachtig Hongaarse cadans uitgesproken Nederlands doet hem bij de orkestleden waarschijnlijk een streepje voor hebben – maar ook deze vergelijking van 10 opnames van Mahlers Vierde uit mijn verzameling doet reikhalzend uitzien naar zijn optreden.

Enfin, tien uitvoeringen van Mahler 4, hoe gek kun je zijn om die te bezitten. Als liefhebber van (de geschiedenis van) het Concertgebouworkest lukt dat echter al vrij snel: acht van de tien opnames zijn van het (K)CO! Dat maakt deze meest lyrische en kleine symfonie van Mahler met recht een Concertgebouworkest-symfonie: geen ander orkest maakte zoveel officiële opnames van dit werk. Maar ja, Mahler zelf gaf daartoe aanleiding door deze symfonie zelf twee keer op één avond met het orkest te dirigeren. Hoe lyrisch en klein het werk ook is, een ‘rustpunt’ in Mahlers symfonisch oeuvre vind ik het geenszins. Het werk bevat veel dramatiek en ‘verhaal’ die je als luisteraar in de ban houden. Voor beginnelingen een toegankelijk werk, voor ouwe rotten in het Mahler-vak voldoende vlees aan de botten om op te blijven kauwen!


De oudste opname dateert van november 1939: de enige complete Mahler-opname die van Willem Mengelberg is overgeleverd en die vrij snel na de introductie van de cd werd uitgegeven, is een in alle opzichte historische opname. Hier horen we een dirigent die dit stuk zelf door Mahler gedirigeerd heeft gehoord en zien worden, en die met de componist over dit stuk gesproken heeft. Hoe vreemd dat de uitvoering toch als gemaniëreerd overkomt: de vele glissandi die Mahler voorschrijft worden breed uitgemeten, er zijn allerlei vreemde tempowisselingen en het orkest speelt niet overal even goed als we tegenwoordig gewend zijn. Maar daartegenover staat een historische lading die veel, zo niet alles vergoedt. Jo Vincent zingt onvervalst vooroorlogs, en haar nadruk in de allerlaatste strofe ‘…fürrrr Frrrrrreuden’ is in het licht van de buiten Nederland reeds uitgebroken Tweede Wereldoorlog niet meer dan vanzelfsprekend. Bovenal horen we hier een geëngageerde Mahler-uitvoering die de zaal na afloop terecht in enthousiast applaus doet uitbarsten.


In 1961 maakte Georg Solti bij het Concertgebouworkest een wat fletse opname van deze symfonie. Vanwege zijn zeer lange afwezigheid nadien kreeg die opname een halve cultstatus, maar in vergelijking met de andere opnames is dit toch wel de minst aansprekende. Solti geeft een wat gedrongen, weinig uitgesproken lezing. Zo zingt ook Sylvia Stahlmann. En het orkest klinkt niet echt fraai: met name de hobo en hoorns klinken weinig ruimtelijk.


Vier jaar later maakte Bernard Haitink zijn eerst opname van deze symfonie. Er zouden er nog vier volgen. In de eerste twee delen vind ik deze uitvoering niet geslaagd. Ik mis de frisheid die zijn opnames van de Tweede en Derde symfonie uit die tijd wel bezitten, en ook hier zijn die hobo en hoorns niet mooi. Het derde deel krijgt echter een fraaie dramatiek mee, en het slotdeel is werkelijk prachtig: Elly Ameling zingt fris en toch gedistingeerd, en de orkestbegeleiding is grandioos. Maar als geheel geen volledig overtuigende uitvoering.


Dat geldt ook voor de eerste Mahler-opname van Herbert von Karajan, uit 1979. De eerste twee delen zijn te slepend, en vettig gespeeld. Door de langzamere tempi hoor je haast ieder detail, maar door de nadruk op de strijkers is het resultaat ook weer onevenwichtig. In het Ruhevoll een wederom geweldige strijkersklank, maar het geheel overtuigt niet in de opbouw en doorwerking; Edith Mathis zingt mooi, echter niet bijzonder.


Op 25 december 1985 stond deze Vierde op de Concertgebouworkest-lessenaars en die van Bernard Haitink tijdens de Kerstmatinee. Vergeleken met de vier hiervoor besproken opnames lijkt opeens sprake van een grote sprong voorwaarts. Het eerste deel is verhalend, het tweede bezit een geweldige schwung en Ländler-sfeer, en het Ruhevoll heeft een enorme diepgang en klankpracht. Dit is groots Mahler-spel! Wat jammer van de stem van Maria Ewing in het slotdeel: die is mij veel te rauw. Maar voor die drie eerste delen is dit een opname die gehoord moet worden!


Een jaar later maakte Bernard Haitink met het Concertgebouworkest zijn tweede officiële Mahler 4-opname, en het is deze uitvoering die ik vlak na verschijnen kocht en waarmee ik het stuk door en door leerde kennen. De conceptie is eigenlijk gelijk aan die bij de Kerstmatinee het jaar daarvoor, ook al mist het geheel toch net die schwung en live-spanning. Maar daar staan een in alle opzichten perfect spelend en opgenomen orkest (de hobo in deel 3 is onaards mooi), natuurlijkheid, speelsheid en balans tegenover. En ook: een geweldig en idiomatisch zingende Roberta Alexander in het slotdeel.


In juni 1987 dirigeerde Leonard Bernstein tijdens het Holland Festival het Concertgebouworkest en zorgde daarbij voor een unicum door te kiezen voor een jongenssopraan als solist. In de drie orkestrale delen toch weer die speciale Berstein-lading: weliswaar mist het de schwung van de Haitink-Kerstmatinee, maar hij brengt gelaagdheden aan en zorgt voor dramatische wendingen die je de oren doen spitsen, zeker wanneer door het orkest zo geweldig gespeeld wordt. Die jongenssopraan Helmut Wittek is echter een grote misser. Het lieve joch zingt soms zuiver zoals jongenssopranen zuiver kunnen zingen, maar dikwijls ook onbeholpen en rommelig. Tja, dat kan deze muziek niet hebben. Maar goed, voor mij toch een bijzondere opname: bij deze live-opname zit ik namelijk zelf in de zaal (ik weet nog: op die ene naar achteren geplaatste stoel tegen de muur op de hoek van het zijbalkon).


In 1999, dus vrij laat tijdens zijn chef-dirigentschap, maakte Riccardo Chailly bij het KCO een prachtige opname van deze Vierde. Het tempo van het eerste deel is mij net wat te traag, maar de vervolgdelen zijn stuk voor stuk prachtig: zowel de transparantie, de detailwerking als de grote lijn zijn adembenemend. Het orkest speelt op zijn best en de opname laat dat allemaal haarfijn horen. Met de uitdagend zingende Barbara Bonney koos Chailly voor een ideale soliste in het slotdeel. Hoe fraai de overige delen ook worden gespeeld: het tweede deel springt er uit. Alleen Chailly kan dit deel zo scherzo-achtig en puntig laten spelen!


In november 2006 was het vijftig jaar geleden dat Bernard Haitink zijn debuut maakte bij het Concertgebouworkest. Bij dat gouden jubileum dirigeerde hij Das Lied von der Erde, en na de pauze de Vierde. Het lukte me een kaartje voor dit concert te bemachtigen, zie hier mijn weblog van dat concert. Bij deze live-opname ligt de ‘winst’ bij de eerste twee delen. Daarin speelt het orkest bijzonder bevlogen, muzikaal en gedetailleerd. Het Ruhevoll is mooi maar niet meer bijzonder dan bij zijn eigen opname uit 1983 of bij Chailly. En Christine Schäfer zingt op het randje van gemaniëreerdheid; niet echt heel fraai bovendien.


En ja, dan Iván Fischer. Zijn opname uit 2008 is overal bejubeld, en inderdaad: die is verpletterend goed. De muziek klinkt overal vloeiend, fris, speels, uiterst muzikaal en gedetailleerd. Maar ook ultiem boeiend door de subtiliteiten in frasering zonder gemaniëreerdheid. Ik moest meerdere keren terugspoelen om bepaalde details opnieuw te horen. Het orkest uit Boedapest speelt overal grandioos mooi, en Miah Persson is de ideale zangeres. Wat een groot dirigent die deze muziek zo natuurlijk-eigen kan laten klinken. Zijn opvatting van deze Vierde maakt me ontzettend benieuwd naar zijn optreden bij het KCO aan het einde van deze week. Als hij diezelfde lichte eigen-aardige toets op het KCO weet over te brengen, zal er een hemelse uitvoering ontstaan.

Conclusie
Wie het voorgaande heeft gelezen, zal wellicht denken: hoe recenter de opname, hoe beter. In grote lijnen is dat ook zo. In elk geval is de opname van Iván Fischer de winnaar van deze vergelijking; die hoort in iedere cd-verzameling thuis. Van de (K)CO-opnames is die van Solti te weinig aansprekend, en hebben de eerste en laatste opname van Haitink (uit resp. 1965 en 2006) en die van Bernstein ondanks enkele prachtig gespeelde delen ook hun mindere eigenschappen (zo ook de opname van Von Karajan met de Berliner Philharmoniker). Dat geldt evenzeer voor de Kerstmatinee-uitvoering, te wijten aan Maria Ewing, maar voor het overige is dat een opname die de uitvoering van Fischer evenaart – hoe verschillend ze beide ook zijn. De opname van Mengelberg heeft vooral (heel veel) historische waarde. De beste over-all KCO-opnames zijn die van Haitink uit 1983 en van Chailly: mooi, mooier, mooist. Want wie kan (hoe subliem Fischer ook is) zonder dat specifieke Grote Zaal-geluid van de hobo-solo in het Ruhevoll…?

6 Comments:

Anonymous Anoniem said...

Als het om Mahler 4 opnamen gaat mogen - in willekeurige volgorde - Otto Klemperer met Elisabeth Schwarzkopf en het Philharmonia Orchestra, Claudio Abbado met de Wiener Philharmoniker en Frederica von Stade en tenslotte Bruno Walter en de New York Philharmonic met Desi Halban niet ontbreken,denk ik, alleen al om diverse historische connotaties.

22 april, 2010 22:03  
Anonymous Leen said...

Nu wist ik dat Bruckner een briljant componist was, maar zo geniaal? Yannick dirigeerde de 9e ALOMVATTEND. Dit was de Big Bang en ik zweefde lichtjaren weg naar een ander universum. Tegen het einde dat ik even dat het LICHT aanging...
Voor de pauze klonken de Vier Letzte Lieder, raak ik toch bevangen door emotie...tranen stroomden over mijn wangen! Het ontwaken van de Fruhling klonk zo innig warm romantisch mooi, dat ik het bijna jammer vond dat Dorothea Roschmann begon te zingen. Beim Schlafengehen werd zij een volmaakte eenheid met de muziek. Im Abendrot begon als een weids vergezicht en werd muzikaal steeds kleiner totdat ik mijzelf op een bankje op de heide zag zitten en ik staarde naar oude aarde. De schemering viel in en nog drie maal hoorde ik de leeuweriken... Ist dies etwa der Tod?

24 april, 2010 01:00  
Blogger Bruno said...

Jammer dat de opname van Abbado met de Wiener Philharmoniker uit 1978 in uw lijstje ontbreekt. Het is m.i. een van de meest integere versies. Abbado geeft de geweldige kwaliteiten van de instrumentalisten vrij spel en dit leidt tot onvergetelijke momenten. Ook Frederica von Stade integreert zich naadloos in deze geweldige uitvoering.

05 juni, 2010 18:04  
Anonymous Anoniem said...

Eindelijk iemand die een lans breekt voor Abbado! Goed om te horen. Zijn uitvoering van de 9e schijnt ook iets bijzonders te zijn!

08 juni, 2010 23:55  
Anonymous Anoniem said...

It agree, a useful phrase

13 september, 2010 22:13  
Anonymous Anoniem said...

I am final, I am sorry, but you could not give more information.

16 september, 2010 08:27  

Een reactie posten

<< Home