31 maart 2015

Concert 19 maart 2015

Donderdag 19 maart 2015, Concertgebouw Amsterdam
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons
Thomas Hampson, bariton

Mahler: Wer hat dies Liedel erdacht
Mahler: Das irdische Leben
Mahler: Trost im Unglück
Padding: Ick seg adieu
Copland: The Dodger
Copland: The Little Horses
Copland: The Boatman's Dance
Bartók: Concert voor orkest

Het concert op de avond na deze donderdag werd plotseling het afscheidsconcert van Mariss Jansons als chefdirigent van het KCO: Jansons maakte ruim een jaar geleden bekend ermee te stoppen, en toen was het programma en de seizoensinvulling al definitief. Dus geen apart programma, maar een regulier A-serieconcert (in de donderdagvariant zonder pauze). Deze avond meer applaus dan gewoonlijk, en Hampson die na Bartók de maestro de bloemen kwam brengen, maar een afscheidssfeer hing er niet echt. Thomas Hampson zingt niet meer zo goed als twintig jaar geleden. Ik hoorde hem ooit eerder een keer live; in Brahms' Deutsches Requiem. Maar verder heb ik wel enkele prachtige cd-opnames van hem. Hij stal deze avond wel de show met een krachtige performance, en dat vergoedde veel van de ouderdomsslijtage van zijn stem. Het hoofdwerk van dit concert, Bartóks Concert voor orkest kreeg een spannende en bevlogen vertolking. Typisch voor Jansons. Ik herinner mij zijn eerste concert als chef in september 2004 nog als de dag van gisteren (Honneger en R. Strauss); die kleine 11 jaar zijn omgevlogen.
Tenslotte: ik had al een poosje het voornemen om hier op te merken dat Jansons nog geen eigen portretschilderij kreeg toebedeeld; tijdens zijn afscheidsconcert op de 20ste werd het alsnog gepresenteerd. Hierboven schilder en geschilderde.

17 maart 2015

Recital 15 maart 2015

Zondag 15 maart 2015, Concertgebouw Amsterdam
Richard Goode, piano

Beethoven: Sonate nr. 30, op. 109
Beethoven: Sonate nr. 31, op. 110
Beethoven: Uit 11 Bagatellen op. 119: nrs 6 - 11
Beethoven: Sonate nr. 32, op. 111

Vorig jaar juni speelde Krytian Zimerman in de Riaskoff-serie eveneens de drie laatste Beethoven-sonates (zie hier), en eigenlijk alleen Maurizio Pollini en Richard Goode zijn in dit repertoire even groots, getuige hun opnames althans. Van Goode heb ik de cd-box met alle Beethoven-sonates in de kast staan, en de natuurlijkheid en onopgesmuktheid van Goodes interpretatie maken zijn opnames tot een referentie. En ja, ook tijdens dit recital klonken deze drie laatste sonates in hun naakte essentie. Geen enkele uitvoering kan het predikaat 'ultiem de beste' of iets vergelijkbaars krijgen, maar Goode leidde de zaal wel naar de kern van wat deze sonates te bieden hebben. Waar Zimerman vorig jaar een kleine toespraak hield, speelde Goode een zestal korte Bagatellen. Dus ook nu stond ik tien minuten voor tien weer buiten. Want na die onaardse Arietta uit op. 111 past geen enkele toegift.

Opera 6 maart 2015

Vrijdag 6 maart 2015, Muziektheater Amsterdam
De Nationale Opera

Mozart: Die Zauberflöte

Tamino - Maximilian Schmitt
Sarastro - Brindley Sheratt
Sprecher - Maarten Koningsberger
Königin der Nacht - Iride Martinez
Pamina - Chen Reiss
Papageno - Thomas Oliemans
Papagena - Regula Mühlemann
Monostatos - Wolfgang Ablinger-Sperrhacke
Koor van De Nationale Opera
Nederlands Kamerorkest o.l.v Marc Albrecht

In december 2012 bleek de enscenering van Mozarts Zauberflöte door regisseur Simon McBurney en de pakkende uitvoering o.l.v. Marc Albrecht zo'n enorm succes dat de Nationale reeds nu een reprise brengt, met nagenoeg dezelfde zangers. Het toneelbeeld stond me nog goed voor ogen, dus dan vallen bij herhaling opeens allerlei details op. Evenals bij de Ring-productie van Audi en Haenchen kenmerkt deze Zauberflöte zich door de krachtige verstrengeling tussen uitbeelding, zangers en orkest. Niet voor niets lopen de zangers soms door het orkest, of nemen orkestleden op het podium plaats om deel te nemen aan de handeling. Albrecht wacht bij zijn opkomst niet af tot het applaus verstomd was; hij laat meteen beginnen, en bij de slotmaten gaan de orkestleden staan en worden de schijnwerpers op hen gericht. Enfin, het is een voorstelling vol actie en detailwerking, zonder overdadigheid. Het kan misschien altijd nog oventuigender, maar ik ben daar nog niet van overtuigd...

08 maart 2015

Concert 4 maart 2015

Woensdag 4 maart 2015, Concertgebouw Amsterdam
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Andris Nelsons
Anne-Sophie Mutter, viool

Sibelius: Vioolconcert
Sjostakovitsj: Symfonie nr. 10

Anne-Sophie Mutter werd in de tweede helft van de jaren zeventig, ze was een jaar of 15, door Herbert van Karajan ontdekt, en met haar nam hij voor DG meteen enkele platen met grote vioolconcerten op. Als tiener kocht ik toen die met twee vioolconcerten van Mozart, en later kocht ik nog de cd met het Brahms-vioolconcert. Dat is nog steeds mijn favoriete opname van dat concert; Von Karajan en Mutter gaan er geweldig vol in. Mutter hoorde ik een paar jaar geleden in het concert van Tsjaikovsky (zie hier de weblog), en deze uitvoering van het Sibelius-concert was van intense grootsheid. Die magische opening van het eerste deel werd fluisterzacht gespeeld, en ook verderop werden de dynamische verschillen flink uitgebuit. Daarnaast speelde Mutter feilloos, krachtig en gedurfd; ook Nelsons en het orkest speelden hun best niet eenvoudige partij vol energie. Geweldig om dit sublieme vioolconcert zo prachtig uitgevoerd te horen! Na de pauze de Tiende van Sjostakovitsj. Evenals in de Vierde en Vijfde symfonie eerder dit seizoen (hier en hier), leidde Nelsons een verzorgde en gedreven uitvoering. Ik heb het vaker gezegd: veel Sjostakovitjs-symfonieën lijken sterk op elkaar. De vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, tiende en elfde symfonie hebben min of meer dezelfde emotionele lading. Op zich niets mis mee: een uitvoering van deze symfonieën is doorgaans een belevenis. Maar om uit te leggen waarrin de Tiende zich sterk onderscheidt van de Elfde of Achtste... Gewoon een goede symfonie dus. De foto hierboven komt van de facebookpagina van het KCO, gemaakt tijdens de repetities.

02 maart 2015

Opera 25 februari 2015

Woensdag 25 februari 2015, Stadsschouwburg Amsterdam
De Nationale Opera

Händel: Alcina

Alcina - Sandrine Piau
Ruggiero - Maite Belmonte
Bradamante - Angélique Noldus
Morgana - Sabina Puértolas
Oberto - Chloé Briot
Oronte - Daniel Behle
Melisso - Giovanni Furlanetto
Astolfo - Eduard Hihuet
Choeur de Chambre de l'Imep
Les Talents Lyriques o.l.v. Christophe Rousset

De Nationale presenteerde tussen Il viaggio en de Zauberflöte twee opera's van Händel in de Stadsschouwburg: Tamerlano en Alcina. Om en om, avond aan avond, drie keer beide opera's. Twee keer drie uur de ene da capo-aria na de andere vond ik iets teveel van het goede, dus ik koos op goed geluk voor Alcina. Joan Sutherland, Arleen Auger en Renée Fleming hebben zich ooit op de titelrol van deze opera gestort, dus dat leek me wel een uitdagende keuze. Het is voor de romantisch georiënteerde operaliefhebber even wennen: weinig actie, tekstuele nietszeggendheid en ogenschijnlijke herhalingen van muzikale gedachten. Maar na een half uurtje krijgt het allemaal opeens toch zeggingskracht, krijg je 'oor' voor de details en blijkt Händel toch eigenzinniger dan je aanvankelijk dacht. En in het tweede bedrijf is daar opeens die lange aria van Alcina waarin Händel lijkt te breken met alle muzikale wetten. Ondertussen ontpopte zich een oogstrelende voorstelling waarin met weinig middelen het maximale werd bereikt, vooral door de passende kostuums en wat houten panelen aan weerszijden van het toneel. Tja, dan zijn die ruim drie uur Händel toch erg de moeite waard. Er werd prachtig gezongen door Piau, Belmonte, Noldus en Puértolas. Les Talents Lyriques en Rousset hoorde ik al eens eerder in een Rameau-opera en de indruk van toen herhaalde zich nu: te ielig, te onvast en te droog. Maar goed, Händel en regisseur Pierre Audi trokken alle aandacht naar wat er zich op het toneel voltrok.