30 december 2009

Opera 28 december 2009


Maandag 28 december 2009, Muziektheater Amsterdam
De Nederlandse Opera

Puccini: La fanciulla del West

Minnie - Eva-Maria Westbroek
Jack Rance - Lucio Gallo
Dick Johnson - Zoran Todorovich
Koor van De Nederlandse Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Carlo Rizzi

Soms schep je nog een extra bord eten op louter en alleen 'voor het lekker'. Zo voelde deze tweede keer La fanciulla del West. De muziek is licht verteerbaar, de enscenering grappig, onderhoudend en nog lichter verteerbaar en de kwaliteit van dirigent, orkest, koor en solisten hoog. Westbroek stal nog steeds de show: wat een bijzondere operazangeres is zij! Maar ook haar twee mannelijke tegenspelers en het orkest o.l.v. Rizzi lieten geen wensen onvervuld. En dan die heerlijk deinende, warme, stijlvolle muziek van Puccini.... Gewoon lekker allemaal.

27 december 2009

Concert 25 december 2009


Vrijdag 25 december 2009, Concertgebouw Amsterdam
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink
Christianne Stotijn, mezzosopraan

Mahler: Liederen uit Des Knaben Wunderhorn:
- Des Antonius von Padua Fischpredigt
- Das irdische Leben
- Wo die schönen Trompeten blasen
- Rheinlegendchen
- Wer hat dies Liedel erdacht?

Beethoven: Symfonie nr. 6 'Pastorale'


Ik heb de familiebezoeken naar tweede kerstdag verplaatst om weer eens een KCO-kerstmatinee bij te wonen. Mijn eerste kerstmatinee was Haitinks laatste als chefdirigent, met Mahlers Negende (in 1987 was dat). Daarna twee keer met Chailly met opera. Deze kerstmatinee bood een unicum: voor het eerst door een niet-chefdirigent gedirigeerd. Ik had een prachtige plaats: op het zijbalkon helemaal op het hoekje, eerste rij. Voor het horen van de stem van Stotijn niet helemaal ideaal, ofschoon de balans in Wo die schönen Trompeten blasen wel goed was; en wat een subtiliteiten in zang en orkestspel! Stotijn is een zuivere zangeres; ze kent de teksten uit haar hoofd, zingt natuurlijk en intelligent. En ze lijkt volgroeid met de vloeiende aanpak van Haitink - of andersom. De opname van de Pastorale die Haitink vlak voor zijn vertrek bij het toen nog niet-koninklijke Concertgebouworkest maakte (ergens halverwege jaren tachtig), vind ik nog steeds geweldig mooi. En tijdens dit concert was het allemaal zomogelijk nog fraaier. De fijnzinnigheden buitelden over elkaar heen. Het was nergens gewoontjes of routineus, maar voortdurend uiterst precies gespeeld; orkest en dirigent waren permanent alert op elkaars verrichtingen. De Pastorale is van zichzelf al een gelukmakend stuk, maar zo gespeeld als tijdens dit concert voel je je even in de zevende hemel.

24 december 2009

Concert 21 december 2009


Maandag 21 december 2009, Concertgebouw Amsterdam
Kammerorchester Basel o.l.v. Paul Goodwin
Carolyn Sampson, sopraan
Robin Blaze, countertenor
James Gilchrist, tenor
Peter Harvey, bas
Tölzer Knabenchor

Händel: Messiah

Ook dit concert was een weggevertje van het Concertgebouw. Ik had de indruk dat er heel veel vrijkaarten waren vergeven: er waren opvallend veel jongelui onder het publiek, en wat ik in de wandelgangen opving vooral conservatoriumstudenten. Niks mis mee, trouwens. Een lege stoel is maar een lege stoel. De Messiah is Händels tegenhanger van Bachs Matthaüs - beide heren zijn ook in de Grote Zaal van het Concertgebouw elkaars tegenpolen: hun naamplaten hangen boven de toegangsdeuren links en rechts van het orgel. De Matthaüs hoorde ik live al ettelijke malen; de Messiah tot deze avond nog nooit. Ook op cd kwam ik bij de Messiah nooit verder dan ergens halverwege het eerste schijfje. Nu dus een volgend erkend meesterwerk aan mijn luisterrepertoire toegevoegd! De Messiah heeft niet de impact van de Matthaüs: daarvoor kent het te weinig dramatiek en inhoudelijke ontwikkeling. Maar de voortdurende afwisseling van relatief korte aria's en koorwerken is wel erg aantrekkelijk. En er zitten fraaie stukken tussen; je verveelt je geen moment. Händel was een pleaser! Op het podium stond een bijzonder ensemble. Vier meer dan goede solisten: Sampson en Gilchrist zijn toppers in hun stemvak binnen dit repertoire. Het Kammerorchester Basel hoorde ik vorig jaar al eens bij een Bartoli-concert (zie hier) en ook nu speelde het prima. Bijzonder was natuurlijk het beroemde Tölzer jongenskoor. Het zong prachtig sonoor en virtuoos. In de tweede helft van het concert echter begon de vermoeidheid wat toe te slaan. Van tienjarige jochies kun je niet verwachten dat ze tegen tienen 's avonds Händels muzikale acrobatiek nog fris van de lever zingen. Paul Goodwin kende ik alleen als hoboïst (uit Trevor Pinnocks authentieke orkest), en als dirigent benadrukte hij de felle kanten in dit stuk. Soms had het wat voller en gedragener mogen klinken, maar Goodwin hield wel de aandacht vast. Bach wint natuurlijk op alle fronten, maar de Messiah is gewoon een goed stuk!

19 december 2009

Concert 13 december 2009


Zondag 13 december 2009, Concertgebouw Amsterdam
Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. Hans Christoph Rademann
Sun Hae Im, sopraan
Gerhild Romberger, alt
Thomas Michael Allen, tenor
Roderick Williams, bas
RIAS Kammerchor

Bach: Cantate Unser Mund sei voll Lachens BWV 110
Bach: Cantate Christen, ätzet diesen Tag BWV 63
Bach: Magnificat


Een gegeven paard moet je niet in de bek kijken. Als abonneehouder van de wereldberoemde symfonieorkesten kreeg ik een losse kaart voor dit concert cadeau. En deze goede solisten, koor en orkest brachten een fraai Bach-concert waarin de twee cantates voor mij het hoogtepunt vormden. In beide cantates zit minstens een deel waarin muziek nauwelijks mooier kan zijn. Dat is in BWV 110 de altaria 'Ach herr, was ist ein menschenkind' en in BWV 63 het duet van sopraan en bas 'Gott, du hast es wohl gefüget'. In beide gevallen met de hobo als tegenstem, hier ontroerend fraai gespeeld door Xenia Löffler, een holliehobbie-achtige mevrouw die de zaal zijn adem liet inhouden. De aanpak van dirigent Rademann vond ik over het algemeen iets te voortvarend, maar de musici maakten er toch een erg mooi concert van. Wanneer zet het KCO eens gewoon een Bach-cantate op het programma? Gekoppeld aan het Te deum van Bruckner bijvoorbeeld, ook zo'n zelden gehoord meesterwerk.

12 december 2009

Opera 12 december 2009


Zaterdag 12 december 2009, Concertgebouw Amsterdam
Opera concertant

Rossini: Guillaume Tell

Guillaume Tell - Michele Pertusi
Arnold - John Osborn
Mathilde - Marina Poplavskaya
Hedwige - Manuela Custer
Jemmy - Ilse Eerens
Gesler - Paolo Pecchioli
Groot Omroepkoor
Mannen uit Staatskoor Latvija
Radio Philharmonisch Orkest o.l.v. Paolo Olmi

Net als bij de Meistersinger in februari van dit jaar begon deze concertante operauitvoering om 12 uur. Je slaapt wat uit, leest nog wat in bed, neemt een douche en fietst vervolgens naar het Concertgebouw; als je na de opera buiten staat is het alweer donker. Maar goed, ondertussen wel voor het eerst Rossini's laatste opera gehoord, uitgevoerd door goede tot uitstekende zangers en een fraai spelend orkest. Ik had een podiumplaats maar gokte op een leeggelaten stoel in de zaal; er bleken er genoeg om uit te kiezen en kon zo de zangers van voren zien en horen. Ik kende de opera niet echt goed; wel hoorde ik eens (delen van) de opname van Chailly. Het is een a-typische Rossini. Geen melige briljant-spitse aria's, duetten en ensembles maar een vloeiender en dramatischer stijl, zonder moderniteiten overigens. Af en toe prachtige muziek, maar soms ook een beetje saai. Misschien lag het ook aan de te brede aanpak van dirigent Olmi. Het Radio Philharmonisch is een uitstekend orkest, maar men zat er in een uitgebreide Bruckner-opstelling. Ik telde 8 contrabassen, 10 celli en een hele batterij (alt)violen; met een derde minder had het stellig spannender en spitser kunnen klinken. Olmi gebaarde regelmatig dat het geluidsniveau lager moest, maar dat had hij zich eerder moeten bedenken. Op rij 24 werden de zangers soms flink ondergedompeld in het orkestgeluid. Ook het aantal koorleden was talrijker dan vorige week bij de Tweede Mahler... Enfin, Marina Poplavskaya (de DNO-Traviata eerder dit jaar) en Michele Pertusi zongen de sterren van de hemel. Tenor John Osborn (bij DNO eerder te horen in La juive en I Puritani) haalt zijn hoge noten met gemak, maar zijn stem vind ik weinig kleurrijk. Zijn aria aan het begin van de vierde akte werd luid bejubeld en hoe goed hij die ook aria ook zong, echt adembenemend vond ik zijn uitvoering niet. De overige rollen waren prima bezet; de Belgische Ilse Eerens is een naam om te onthouden. Tenslotte: het valt me op dat bij concertante operauitvoeringen in de zaterdagmatinee het slotapplaus steeds uitbundiger vormen aanneemt. Zelfs de zangers van de bijrollen worden toegejuicht alsof het de beste zangers sinds Callas of Bergonzi zijn. Iedereen heeft het volste recht om zijn bijval te laten blijken, maar ik vond het vanmiddag over de top. Het was een goede uitvoering van deze Grand Opéra, maar zeker geen ultieme topuitvoering.
Hierbij twee foto's van de Zwaan van Pesaro op leeftijd; een heerlijk kop om naar te kijken en een componist van verrukkelijke zomerse muziek.

06 december 2009

Opera 5 december 2009


Zaterdag 5 deceember 2009, Muziektheater Amsterdam
De Nederlandse Opera

R. Strauss: Salome

Salome - Annalena Persson
Jochanaan - Albert Dohmen
Herodes - Gabriel Sadé
Herodias - Doris Soffel
Narraboth - Marcel Reijans
Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Stefan Soltesz

Er is al zoveel gezegd en geschreven over deze productie dat ik het verder kort houd hierover. Maar ik wil wel zeggen dat ik dit een bijzonder interessante en (wederom!) indringende productie vind. Zeker niet de ultieme Salome-enscenering. Maar ik heb me weer zeer vermaakt, en vind de uitbeelding van de sluierdans misschien wel de best mogelijke (daar was Kupfer nu juist zwak). Er werd verder goed gezongen en geacteerd door de belangrijkste zangers, en werkelijk groots en transparant gespeeld door het orkest.
Drs. P heeft een subliem liedje geschreven over het Salome-verhaal (getiteld Johannes de Doper). Hier de tekst - het refrein is op de melodie van 'van je ras ras ras, rijdt de koning door de plas').

De tijd is aangebroken om een woord te wijden
Aan de geschonden reputatie van Herodes Antipas
Die een hele tijd geleden koning van Judea was
Een bloeiend rijkje aan de Middellandse Zee
U moet bedenken dat hij ernstig had te lijden
Van de Romeinse overheersing en zijn vrouw Herodias
Farizeeën, Sadduceeën, hoge bloeddruk, ischias
En de ideeën van zijn dochter Salome

't Is toch kras, kras, kras
Zei Herodes Antipas
Die ideeën, deeën, deeën
Van mijn dochter Salome
Dat is heel, heel, heel,
helemaal niet rationeel
Van je één, twee, drie

En die ideeën leidden vaak tot handelingen
De ene keer was zij vermomd als de markies van Carabas
Even later zat ze weer met pacifisten in het gras
Het was een duidelijk geval van puberteit
Haar moeder ergerde zich zeer aan deze dingen
Daar moet een eind aan komen, zei ze tot Herodes Antipas
Moet je nou weer zien die jas, ze loopt erbij als een pias
En dat komt allemaal door jouw toegeeflijkheid

Antipas, pas, pas
Sprak zijn vrouw Herodias
Heus ze moet, moet, moet
Beter worden opgevoed
Want dat kind, kind, kind
Doet maar wat ze lollig vindt
Van je één, twee, drie

Kan ik het helpen, zei de zwaarbeproefde vader
Ze is nu eenmaal artistiek en niet de beste van de klas
En ze kan zich ook gedragen als een echte wildebras
Maar waar het goed voor blijken kan dat weet je nooit
Ik heb geen zin, aldus verklaarde hij zich nader
Een predicatie aan te heffen over elke wissewas
En il faut, zoals de Fransen zeggen, que jeunesse se passe
Hoe wil je anders dat zo'n meisje zich ontplooit

En hij las, las, las
Een regeringspaperas
En hij ging, ging, ging
Naar een spoedvergadering
En hij dacht, dacht, dacht
Niet meer aan zijn nageslacht
Van je één, twee, drie

Ze kon hem spoedig die ontplooiing laten blijken
Op zijn verjaardag danste Salome met zwoele tangopas
En in meer en meer ontklede toestand rond op het terras
Het was het klapstuk van het druk bezochte feest
De gasten wisten niet meer hoe ze moesten kijken
Terwijl haar moeder was vertrokken met een pijnlijke grimas
Maar haar vader Antipas, die niet haar echte vader was
Verklaarde dat het zeer opwindend was geweest

En al ras, ras, ras
Riep hij om de huishoudkas
En hij zag, zag, zag
Dat er niet veel geld in lag
Dus hij zei, zei, zei
Haal de staatskas er maar bij
Van je één, twee, drie

Toen mocht de danseres een mooi cadeautje vragen
En om het goed te maken consulteerde zij Herodias
Deze zei: Vraag om een hoofd, zoiets komt altijd wel van pas
Ik weet nog iemand die er eentje missen kan
Wat een sensatie toen het binnen werd gedragen
Met een garnering van olijven, sla en schijfjes ananas
Een takje peterselie en een snufje sassafras
De mensen spreken er nog altijd schande van

Wel, dat was, was, was
Dan Herodes Antipas
Sterk verguisd, guisd, guisd
Maar vooral erin geluisd
Met dat hoofd, hoofd, hoofd
Want beloofd is toch beloofd
Van je een, twee, drie

05 december 2009

Concert 3 december 2009


Donderdag 3 december 2009, Concertgebouw Amsterdam
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons
Ricarda Merbeth, sopraan
Bernarda Fink, alt
Groot Omroepkoor

Mahler: Symfonie nr. 2

'Mijn missie zal geslaagd zijn als de luisteraars naar huis gaan met het gevoel dat ze twee uur in een andere wereld hebben doorgebracht.' Dat zegt Mariss Jansons in het interview in Preludium van deze maand. Aan de muisstille zaal tijdens de uitvoering en de enorme ontlading na afloop daarvan af te meten lijkt de conclusie gerechtvaardigd: missie geslaagd. De uitvoering van Mahlers Tweede was inderdaad als een droom. Jansons koos relatief trage tempi, maar wat een permanente spanning stond er op de uitvoering. Het aandeel van de celli en contrabassen in het eerste deel zal zelden zo gelijk en dreigend geklonken hebben. Maar eigenlijk het hele orkest speelde op de top van zijn kunnen. Het is vaker gezegd, maar moet hier maar herhaald worden omdat deze uitvoering daar exemplarisch voor was: met Jansons op de bok speelt het orkest beter dan ooit tevoren. Enerzijds technisch zo perfect als maar mogelijk is (en Jansons stelt wat dat betreft duidelijk de hoogste eisen), maar daarnaast ook uiterst muzikaal; soms laat Jansons de musici ogenschijnlijk hun eigen gevoel volgen. Alles klopte, tot aan de echo's door het 'Fernorchester' links en rechts toe. Het was allemaal onwaarschijnlijk mooi.
Voor de statistieken: Jansons respecteerde de vijf minuten pauze die de partituur na het eerste deel voorschrijft. Hij liep even de zaal uit, kwam na een paar minuten weer terug, gebaarde geen applaus te willen, en maakte zich op voor het tweede deel. Ten slotte en bij wijze van copyrightvermelding: het schilderij van Jansons hierboven is van (de website van) Esther van Tilburg.

03 december 2009

Opera 2 december 2009


Woensdag 2 december 2009, Muziektheater Amsterdam
De Nederlandse Opera

Puccini: La fanciulla del West

Minnie - Eva-Maria Westbroek
Jack Rance - Lucio Gallo
Dick Johnson - Zoran Todorovich
Koor van De Nederlandse Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Carlo Rizzi

Het leuke van een premièrevoorstelling van een nieuwe productie is dat nog niemand weet wat je voorgeschoteld krijgt en dat de mening van de recensenten nog onbekend is - zij zitten immers met jou in de zaal. Ik schrijf deze log 'the day after the night before' en enkele uren voordat de avondkrant in de bus valt. Maar ik moet me sterk vergissen willen de recensies niet juichend zijn. Want het was een bijzonder fraaie en feestelijke avond, deze première, zowel vocaal, orkestraal als visueel. En het publiek liet zich bij het applaus maar ook tijdens de voorstelling zelf niet onbetuigd in zijn adhesie. Ik kende de opera van Puccini niet; de opname die ik onlangs kocht had ik nog niet beluisterd (teveel Mahler 2). Het is een toegankelijk en gloedvol werk, ofschoon volledig doorgecomponeerd en zonder echte aria's. Het verhaal is van bordkarton, dat zelfs voor een ordinaire western nog te slap zou zijn. Maar dat hinderde niet. Want het is louter feest tijdens deze voorstelling. Regisseur Lehnhoff maakte er een bonte voorstelling van waarin zijn parodie op het kapitalististische Amerika even vermakelijk als lichtzinnig is, inclusief fraai gebruik van videobeelden. Zowel bij het opengaan van het doek aan het begin van het tweede en derde bedrijf, als halverwege en aan het slot van het derde bedrijf liet het publiek duidelijk zijn bijval blijken. Het orkest onder leiding van Carlo Rizzi speelde gloedvol en gepassioneerd, en ook - zoals altijd bij Rizzi - zorgvuldig afgewerkt. Orkest en dirigent staan zichtbaar en hoorbaar op goede voet met elkaar. En dan de zangers. Tja, toen Eva-Maria Westbroek na tien minuten na het begin in beeld verscheen, steeg er uit het publiek een licht applaus op. Ik weet niet waar ze het vandaan heeft, maar net als in Lady Macbeth van Mtensk en net als Sieglinde tijdens een concertante uitvoering van de eerste akte met Haitink wás zij de rol die ze zong. Meer waarheidsgetrouw kan een rol volgens mij niet gespeeld worden dan Westbroek deze Minnie uitbeeldde. En dat ze tegelijkertijd geweldig zingt, maakt haar tot één van de meest interessante operasterren van dit moment. Westbroek is in deze opera muzikaal en visueel het centrum van de belangstelling, en maakt dat in alle opzichten volledig waar. Ongelooflijk eigenlijk. De twee belangrijkste mannelijke rollen werden eveneens meer dan uitstekend gezongen; tenor Zoran Todorovich heeft bepaald geen lichte partij, en deed dat met enorme overtuiging. Zowel bij hem als bij Lucio Gallo die sheriff Jack Rance zong, vroeg ik me af of zij niet teveel hun stem aan het forceren waren. Maar het klonk allemaal ijzersterk. Dat gold ook de vele bijrolletjes en het aandeel van het koor.
Een topper, deze productie. Meteen voor de laatste voorstelling een extra kaartje gekocht...

02 december 2009

Mahler 2


Komende donderdag vervolgt het Koninklijk Concertgebouworkest zijn Mahlerserie met de Tweede symfonie, onder leiding van chefdirigent Mariss Jansons. Op 1 oktober startte ik op deze weblog een vergelijkende discografie van Mahlers symfonieën, die meeloopt met de uitvoeringen door het KCO. Daarbij maak ik gebruik van de opnames uit mijn eigen cd-kast. Dit keer kocht ik speciaal voor deze vergelijking een extra uitvoering (die van Iván Fischer) omdat me die wel interessant leek; het bracht mijn totaal aantal uitvoeringen op 7; de opname van Klaus Tennstedt heb ik buiten de vergelijking gehouden. Dit keer treden dus 6 uitvoeringen in het strijdperk aan.

Mahlers Tweede hoorde ik drie keer live: ergens halverwege de jaren tachtig door het Residentieorkest o.l.v. Hans Vonk in het Congresgebouw en daarna pas in augustus 2001 en januari 2002 door het KCO o.l.v. Chailly. Tijdens die laatste uitvoeringenreeks werd ook de opname gemaakt die van deze vergelijking deel uitmaakt. Wat ik me van die uitvoeringen vooral herinner is dat het live horen van Mahlers Tweede vooral een belevenis is. Voordat het grote koor begint zit er al ruim een uur op waarin de spanning flink wordt opgebouwd. De eerste drie instrumtele delen bieden al een wereld op zich, waarna in het Urlicht de alt een korte maar intense solo zingt. Het vijfde deel begint met een enorm lange en caleidoscopische orkestrale inleiding, waarna het koor het laatste kwartier van deze symfonie voor zich opeist. Het is ook letterlijk een groots werk.
Ik leerde het stuk kennen door de oudste opname van deze vergelijking; ik kocht er eerst een plaatversie van, later de cd. Het betreft de live-uitvoering uit juni 1951 door het Concertgebouworkest o.l.v. Otto Klemperer, met Jo Vincent en Kathleen Ferrier als solisten. Klemperer dirigeert ongewoon fel, hoekig en krachtig. Het eerste deel heeft Wagneriaanse kracht en ook het tweede en derde deel zijn relatief puntig en fel. Kathleen Ferrier heeft een unieke stem, en ondanks dat ze in een interview heeft verklaard dat ze Klemperer maar een vervelende schreeuwlelijk vond, zingt ze hier bijzonder idiomatisch. Met Jo Vincent horen we nog een glimp van de vooroorlogse Mahler-Mengelbergtraditie. In het openings- en slotdeel is Klemperer veruit de snelste van deze zes uitvoeringen. In het slotdeel blijft hij net onder het half uur; Haitink (Kerstmatinee) en Chailly doen daar minimaal vijf minuten langer over. Het orkest speelt uiterst accuraat, maar zeker niet perfect. In het derde deel vergist de klarinettist zich en zet een maat te vroeg in. Daardoor wordt een loopje door de verschillende blazers heen onderbroken en valt er even een gat. Een opname die door de beide solisten, het ongewoon felle dirigeren van Klemperer en toch ook door het historische karakter van deze opname een bijzondere plaats in mijn collectie inneemt.

In 1965 nam Bernard Haitink zijn eerste ‘Auferstehung’ op; later zouden hier nog een live-opname tijdens de Kerstmatinees (zie hierna), een studio-opname met de Berliner Philharmoniker en zeer recent nog een live-opname met het Chicago Symphony op volgen. Deze eerste opname blijft echter een prima uitvoering: bevlogen, recht-toe-recht-aan, soms wat eendimensionaal, maar krachtig en fel, zonder extremiteiten. Andere opnames zijn grootser van aard, maar eigenlijk is deze uitvoering innemend door zijn onopgesmuktheid. Aafje Heynis, Elly Ameling en het Groot Omroepkoor maken dit een volledig Nederlandse aangelegenheid. Heynis zingt naar mijn smaak het Urlicht iets te gedistingeerd, maar haar stem is wel erg prachtig!

Vijf jaar later dirigeerde Leonard Bernstein het London Symphony Orchestra tijdens het Edinburgh Festival. Het is de meest onevenwichtige uitvoering van deze vergelijking. In het eerste deel overtuigen de tempowisselingen niet bepaald; het is hollen of stilstaan. Ook het tweede deel overtuigt niet door zijn trage tempo (ruim 12 minuten tegenover zo’n 10 minuten door alle anderen…). Het derde deel daarentegen is bijzonder fraai gedaan; Bernstein maakt er meer een intermezzo van dan een scherzo. Het Urlicht is het hoogtepunt van deze uitvoering: Janet Baker zingt onaards mooi, en zij wordt prachtig intiem begeleid door het orkest. In het vijfde deel is het alles bij elkaar: soms klinkt het prachtig groots, en soms weer rommelig en onaf.

In 1984 stond de tijdens de Kerstmatinee van Bernard Haitink en het Concertgebouworkest de Tweede op de lessenaars. De drive die veel kerstmatinee-uitvoeringen kenmerkt, is ook hier goed te horen. In het eerste deel met name zijn er nogal wat schoonheidsfoutjes, maar de warmbloedige, soms zelfs wat heetgeblakerde emoties houden de aandacht stevig vast. Ook in het derde deel is de verbeten sfeer wel erg fraai! Het Urlicht is orkestraal prachtig, maar ik vind de stem van Jard van Nes niet zo mooi. Ze klinkt wat te stroperig; ook in het slotdeel trouwens. Daar staan een geweldig zingend koor en spelend orkest tegenover. Dit is een monumentale uitvoering, met hier en daar wat oneffenheden en minpuntjes. Het live-aspect (je hoort één uitvoering, en geen mix van meerdere live-uitvoeringen) is een groot pluspunt.

De opname die Riccardo Chailly in januari 2002 maakte met het inmiddels Koninklijk Concertgebouworkest, behoorde tot de laatste uit zijn Mahler-cyclus; alleen de Derde en Negende moesten nog volgen. Ik kan niet anders zeggen dat Chally met deze uitvoering een geweldige opname heeft gemaakt. De tempi zijn bedaagd maar steevast vloeiend, het orkest speelt grandioos, de solisten en het koor laten niets te wensen over en wat bij de opname van de Eerste zo stoorde (de overaccentuering) is hier volledig afwezig. Chailly raakt in alle delen precies de juiste toets; hij laat de delen volstrekt natuurlijk klinken. De aandacht voor de details overheersen nu niet, maar zijn juist het zout over de aardappels. Het pizzicato-fragment in het tweede deel, de swingend-pulserende accenten in het derde deel, de ingetogenheid van het Urlicht: het klinkt allemaal even idiomatisch en natuurlijk. Van alle opnames weet Chailly als enige de eerste orkestrale climax in het laatste deel werkelijk groots en ruimtelijk te laten klinken. In de tutti’s blijft alles transparant. Dit is echt een opvallend goede opname, zowel in vergelijking met de andere hier besproken uitvoeringen als ook met zijn teleurstellende uitvoering van de Eerste.

De opname van Iván Fischer met zijn Boedapest Festival Orkest kocht ik speciaal voor deze vergelijking. Zijn opname van de Vierde vind ik erg fraai, dus ik was wel benieuwd naar zijn al eerder vastgelegde Tweede. De kracht van deze uitvoering zit in de eerste twee delen. Het eerste deel klinkt ongewoon beschouwend, soms zelfs wat dromerig en mysterieus. Apart, maar bijzonder boeiend. Het tweede deel klinkt hier wellicht wel het best: markant, vloeiend, en met een subliem gespeelde pizzicato-passage. Maar in de vervolgdelen gaat het minder goed. Het derde deel is wat gewoontjes en mist de schwung van Chailly. Birgit Remmert zingt in het Urlicht erg gemiddeld. Het vijfde deel wordt weliswaar zorgvuldig en gedragen opgebouwd, maar klinkt uiteindelijk toch te braaf en met te weinig dramatiek.

Het zal duidelijk zijn dat de opname van Chailly mijn voorkeur heeft. Hij laat deze grootse Mahler-symfonie het grootst spelen. Fischer en Bernstein zijn om totaal verschillende redenen helaas te onevenwichtig. Maar voor het eerste en tweede deel (Fischer) en het derde deel en het Urlicht (Bernstein) zullen hun uitvoeringen nog wel eens uit mijn cd-kast komen. Haitink biedt met zijn beide opnames goede waar: de oorspronkelijke, frisse kijk uit 1965 tegenover de gerijpter, soms verbeten interpretatie uit 1984; maar steeds een constante, evenwichtige visie die klopt. De oude Klemperer heeft vooral curiositeitswaarde in de beste zin van het woord; alleen al door Jo Vincent en Kathleen Ferier is dit een te koesteren opname.