27 september 2010

Opera 26 september 2010


Zondag 26 september 2010, Muziektheater Amsterdam
De Nederlandse Opera

Verdi: Les vêpres siciliennes

Hélène - Barbara Haveman
Henri - Burkhard Fritz
Guy de Montfort - Alejandro Marco-Buhrmeister
Ninetta - Lívia Ághová
Koor van De Nederlandse Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Paolo Carignani

Als deze opera van Verdi iets duidelijk maakt, dan is het wel dat al die bekendere opera's van hem zo ongelooflijk goed zijn en dat het componeren van zulke vloeiende muziek gewoon heel erg moeilijk is. In deze Franse versie van de Siciliaanse vespers zit soms geweldige muziek (met name gespeeld door het orkest), maar ook heel veel muziek die nog eens goed tegen het licht gehouden had mogen worden en dan door de wat oudere Verdi zeker afgekeurd zou worden. Je hoort ook in de niet-gelukte muziek vlagen van de latere, geniale Verdi, maar meer dan slechts een doorkijkje daarnaar is die muziek echter niet. Als luisteraar word je soms flink op de proef gesteld, de beloning is er dan ook af en toe, maar niet heel erg vaak. De enscenering is weinig interessant. Alles is in een moderne jas gegoten, maar had evengoed ook klassieker kunnen (en moeten) zijn. Als er al een diepere betekenis in de enscenering heeft gezeten: ik heb hem er niet uitgehaald. De zangers zijn redelijk tot goed, nergens uitmuntend. Haveman en Fritz zijn overtuigend, maar nergens echt groots. Marco-Buhrmeister klinkt wel erg eendimensionaal en nergens stralend. De ster van de middag was de dirigent; de kale Italiaan leek iets aan zijn rechterarm te hebben en dirigeerde vooral met zijn linkerhand, en net als zijn eerdere gastdirecties blonk het orkest nu uit in klankschoonheid en detailwerking. Het was goed om deze opera eens gehoord te hebben, maar het mag hierbij blijven wat mij betreft. En tja, ik blijf het programmatisch vreemd vinden dat we wel deze onevenwichtige Verdi aangereikt krijgen, terwijl Il trovatore en La forza del destino nog niet in het Muziektheater bij DNO te horen waren.

25 september 2010

Concert 15 september 2010


Woensdag 15 september 2010, Concertgebouw Amsterdam
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink
Till Fellner, piano

Beethoven: Pianoconcert nr. 3
Bruckner: Symfonie nr. 7


Geen Jansons, geen Pollini, maar met Haitink een perfecte vervanger op de bok. De combinatie Haitink-Pollini zou een spannende zijn geweest, maar de jonge Till Fellner ging eveneens een fraaie dialoog met Haitink aan. Die zorgde voor een afgewogen en blinkende begeleiding in het Derde pianococert van Beethoven, waarbij Fellner een frisse eigenzinnigheid tegenover stelde. De vervanging door Haitink van natuurlijk meer dan perfect, want een buitenkans om hem nog eens een keertje met de Zevende Bruckner te horen. Van al zijn geweldige Bruckner-opnamen is die van de Zevende van eind jaren zeventig toch wel het meest evenwichtig, natuurlijk en 'precies goed'. Enkele jaren geleden dirigeerde Haitink bij het KCO ook een Zevende, en de geplande live-opname voor het eigen label werd door Haitink naar de prullenbak verwezen: bij nader inzien te gedragen, te langzaam, te zwaar. Deze uitvoering was vederlicht, door en door transparant en tot op het kleinste niveau volledig in balans. Zoals ook Blomstedt bewees: Bruckner vaart wel bij relatief lichte, vloeiende en niet te langzaam gespeelde uitvoeringen. Het KCO met Haitink ervoor en dan Bruckner 7: tja, meer vanzelfsprekendheid bestaat er eigenlijk niet.

06 september 2010

Concert 31 augustus 2010


Dinsdag 31 augustus 2010, Concertgebouw Amsterdam
Gustav Mahler Jugendorchester o.l.v. Herbert Blomstedt
Christian Gerhaher, bariton

Mahler: Lieder eines fahrenden Gesellen
Bruckner: Symfonie nr. 9


Tja, Mahler en Bruckner in één programma, hoe heerlijk. En dan nog met deze meer dan uitstekende uitvoerenden. Christian Gerhaher geldt als dé Mahler-bariton van deze tijd, en dat bewees hij in de vier vroege Mahler-liederen met verve. Het zijn veeleisende liederen; er moet een verhaal worden verteld, emotie worden getoond en ook gewoon erg mooi, soms flink hoog, worden gezongen. En dat deed Gerhaher allemaal, fraai ingetogen begeleid door Blomstedt en zijn jeugdorkest. Die gingen in de Negende van Bruckner daarentegen lekker voluit. Presenteerde Blomstedt eerder dit jaar een relatief lichte Vijfde van Bruckner bij het KCO, nu was de uitvoering flink zwaarder: er stonden 12 contrabassen van links naar rechts achter het orkest. Tja, dan trillen die fortissimi lekker tot in je lever en nieren. Maar ook nu hield Blomstedt hoge tempi aan, met verrassend efect wederom. Misschien moet Bruckner wel sneller dan we gewend zijn? Met zo'n jeugdorkest op tournee moet iedereen ook mee, dus er zat een flink uitgebreid orkest op het podium, maar dit beste jeugdorkest dat er is speelde een geweldige Bruckner 9, waarin me vooral de nadruk op het vernieuwende in het Adagio opviel. Hier is Bruckner een modernist; de ene na de andere disharmonie maakt de sfeer van het deel extra wrang. Ondanks alle Mahlers die later dit jaar nog volgen, blijft een goede Bruckner toch altijd weer extra verrukkelijk. Binnenkort Haitink met de Zevende, het kan niet op.

Concert 25 augustus 2010


Woensdag 25 augustus 2010, Concertgebouw Amsterdam
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons
Ferrucio Furlanetto, bas

Bartók: Muziek voor snaarinstrumenten, slagwerk en celesta
Moessorgski: Liederen en dansen van de dood
Strawinsky: De vuurvogel, suite 1945


Jansons wordt meer en meer een onzekere factor voor het KCO - zijn concerten in september heeft hij moeten overdragen aan Bernard Haitink, geen straf overigens - maar áls hij voor het orkest staat ben je als luisteraar meer dan ooit gezegend. Dit concert was wederom een bewijs dat Jansons en het KCO een unieke combinatie vormen die zijn weerga niet kent. De subtiliteiten, perfectie en het van nature muziekmaken dringen zich als onweerstaanbare entiteiten aan je op, en je legt je er door zulke ongebruikelijke vanzelfsperkendheid verbluft bij neer. De Muziek van Bartók hoorde ik ook al eens erg fraai onder leiding van Iván Fischer (zie hier de weblog), maar ook nu was de uitvoering prachtig. De suite uit 1945 uit De vuurvogel is een paradepaardje van dit orkest en deze dirigent; in 2007 hoorde ik dit stuk door deze combinatie ook al eens (zie hier), en nu even perfect. Hoogtepunt van de avond (voor zover mogelijk) was het optreden van de Italiaanse bas Ferrucio Furlanetto. Hij gedroeg zich als een heldentenor: bij zijn aantreden een minzaam knikje naar de concertmeester, en na afloop kushandjes naar het publiek. Maar wat een uitvoering, wat een geweldige imposante stem en voordracht! De zaal was muisstil, platgeslagen door zo'n volle stem die naar het leek deze Russische muziek ten volle beheerste. Tja, prachtig allemaal!