02 december 2009

Mahler 2


Komende donderdag vervolgt het Koninklijk Concertgebouworkest zijn Mahlerserie met de Tweede symfonie, onder leiding van chefdirigent Mariss Jansons. Op 1 oktober startte ik op deze weblog een vergelijkende discografie van Mahlers symfonieën, die meeloopt met de uitvoeringen door het KCO. Daarbij maak ik gebruik van de opnames uit mijn eigen cd-kast. Dit keer kocht ik speciaal voor deze vergelijking een extra uitvoering (die van Iván Fischer) omdat me die wel interessant leek; het bracht mijn totaal aantal uitvoeringen op 7; de opname van Klaus Tennstedt heb ik buiten de vergelijking gehouden. Dit keer treden dus 6 uitvoeringen in het strijdperk aan.

Mahlers Tweede hoorde ik drie keer live: ergens halverwege de jaren tachtig door het Residentieorkest o.l.v. Hans Vonk in het Congresgebouw en daarna pas in augustus 2001 en januari 2002 door het KCO o.l.v. Chailly. Tijdens die laatste uitvoeringenreeks werd ook de opname gemaakt die van deze vergelijking deel uitmaakt. Wat ik me van die uitvoeringen vooral herinner is dat het live horen van Mahlers Tweede vooral een belevenis is. Voordat het grote koor begint zit er al ruim een uur op waarin de spanning flink wordt opgebouwd. De eerste drie instrumtele delen bieden al een wereld op zich, waarna in het Urlicht de alt een korte maar intense solo zingt. Het vijfde deel begint met een enorm lange en caleidoscopische orkestrale inleiding, waarna het koor het laatste kwartier van deze symfonie voor zich opeist. Het is ook letterlijk een groots werk.
Ik leerde het stuk kennen door de oudste opname van deze vergelijking; ik kocht er eerst een plaatversie van, later de cd. Het betreft de live-uitvoering uit juni 1951 door het Concertgebouworkest o.l.v. Otto Klemperer, met Jo Vincent en Kathleen Ferrier als solisten. Klemperer dirigeert ongewoon fel, hoekig en krachtig. Het eerste deel heeft Wagneriaanse kracht en ook het tweede en derde deel zijn relatief puntig en fel. Kathleen Ferrier heeft een unieke stem, en ondanks dat ze in een interview heeft verklaard dat ze Klemperer maar een vervelende schreeuwlelijk vond, zingt ze hier bijzonder idiomatisch. Met Jo Vincent horen we nog een glimp van de vooroorlogse Mahler-Mengelbergtraditie. In het openings- en slotdeel is Klemperer veruit de snelste van deze zes uitvoeringen. In het slotdeel blijft hij net onder het half uur; Haitink (Kerstmatinee) en Chailly doen daar minimaal vijf minuten langer over. Het orkest speelt uiterst accuraat, maar zeker niet perfect. In het derde deel vergist de klarinettist zich en zet een maat te vroeg in. Daardoor wordt een loopje door de verschillende blazers heen onderbroken en valt er even een gat. Een opname die door de beide solisten, het ongewoon felle dirigeren van Klemperer en toch ook door het historische karakter van deze opname een bijzondere plaats in mijn collectie inneemt.

In 1965 nam Bernard Haitink zijn eerste ‘Auferstehung’ op; later zouden hier nog een live-opname tijdens de Kerstmatinees (zie hierna), een studio-opname met de Berliner Philharmoniker en zeer recent nog een live-opname met het Chicago Symphony op volgen. Deze eerste opname blijft echter een prima uitvoering: bevlogen, recht-toe-recht-aan, soms wat eendimensionaal, maar krachtig en fel, zonder extremiteiten. Andere opnames zijn grootser van aard, maar eigenlijk is deze uitvoering innemend door zijn onopgesmuktheid. Aafje Heynis, Elly Ameling en het Groot Omroepkoor maken dit een volledig Nederlandse aangelegenheid. Heynis zingt naar mijn smaak het Urlicht iets te gedistingeerd, maar haar stem is wel erg prachtig!

Vijf jaar later dirigeerde Leonard Bernstein het London Symphony Orchestra tijdens het Edinburgh Festival. Het is de meest onevenwichtige uitvoering van deze vergelijking. In het eerste deel overtuigen de tempowisselingen niet bepaald; het is hollen of stilstaan. Ook het tweede deel overtuigt niet door zijn trage tempo (ruim 12 minuten tegenover zo’n 10 minuten door alle anderen…). Het derde deel daarentegen is bijzonder fraai gedaan; Bernstein maakt er meer een intermezzo van dan een scherzo. Het Urlicht is het hoogtepunt van deze uitvoering: Janet Baker zingt onaards mooi, en zij wordt prachtig intiem begeleid door het orkest. In het vijfde deel is het alles bij elkaar: soms klinkt het prachtig groots, en soms weer rommelig en onaf.

In 1984 stond de tijdens de Kerstmatinee van Bernard Haitink en het Concertgebouworkest de Tweede op de lessenaars. De drive die veel kerstmatinee-uitvoeringen kenmerkt, is ook hier goed te horen. In het eerste deel met name zijn er nogal wat schoonheidsfoutjes, maar de warmbloedige, soms zelfs wat heetgeblakerde emoties houden de aandacht stevig vast. Ook in het derde deel is de verbeten sfeer wel erg fraai! Het Urlicht is orkestraal prachtig, maar ik vind de stem van Jard van Nes niet zo mooi. Ze klinkt wat te stroperig; ook in het slotdeel trouwens. Daar staan een geweldig zingend koor en spelend orkest tegenover. Dit is een monumentale uitvoering, met hier en daar wat oneffenheden en minpuntjes. Het live-aspect (je hoort één uitvoering, en geen mix van meerdere live-uitvoeringen) is een groot pluspunt.

De opname die Riccardo Chailly in januari 2002 maakte met het inmiddels Koninklijk Concertgebouworkest, behoorde tot de laatste uit zijn Mahler-cyclus; alleen de Derde en Negende moesten nog volgen. Ik kan niet anders zeggen dat Chally met deze uitvoering een geweldige opname heeft gemaakt. De tempi zijn bedaagd maar steevast vloeiend, het orkest speelt grandioos, de solisten en het koor laten niets te wensen over en wat bij de opname van de Eerste zo stoorde (de overaccentuering) is hier volledig afwezig. Chailly raakt in alle delen precies de juiste toets; hij laat de delen volstrekt natuurlijk klinken. De aandacht voor de details overheersen nu niet, maar zijn juist het zout over de aardappels. Het pizzicato-fragment in het tweede deel, de swingend-pulserende accenten in het derde deel, de ingetogenheid van het Urlicht: het klinkt allemaal even idiomatisch en natuurlijk. Van alle opnames weet Chailly als enige de eerste orkestrale climax in het laatste deel werkelijk groots en ruimtelijk te laten klinken. In de tutti’s blijft alles transparant. Dit is echt een opvallend goede opname, zowel in vergelijking met de andere hier besproken uitvoeringen als ook met zijn teleurstellende uitvoering van de Eerste.

De opname van Iván Fischer met zijn Boedapest Festival Orkest kocht ik speciaal voor deze vergelijking. Zijn opname van de Vierde vind ik erg fraai, dus ik was wel benieuwd naar zijn al eerder vastgelegde Tweede. De kracht van deze uitvoering zit in de eerste twee delen. Het eerste deel klinkt ongewoon beschouwend, soms zelfs wat dromerig en mysterieus. Apart, maar bijzonder boeiend. Het tweede deel klinkt hier wellicht wel het best: markant, vloeiend, en met een subliem gespeelde pizzicato-passage. Maar in de vervolgdelen gaat het minder goed. Het derde deel is wat gewoontjes en mist de schwung van Chailly. Birgit Remmert zingt in het Urlicht erg gemiddeld. Het vijfde deel wordt weliswaar zorgvuldig en gedragen opgebouwd, maar klinkt uiteindelijk toch te braaf en met te weinig dramatiek.

Het zal duidelijk zijn dat de opname van Chailly mijn voorkeur heeft. Hij laat deze grootse Mahler-symfonie het grootst spelen. Fischer en Bernstein zijn om totaal verschillende redenen helaas te onevenwichtig. Maar voor het eerste en tweede deel (Fischer) en het derde deel en het Urlicht (Bernstein) zullen hun uitvoeringen nog wel eens uit mijn cd-kast komen. Haitink biedt met zijn beide opnames goede waar: de oorspronkelijke, frisse kijk uit 1965 tegenover de gerijpter, soms verbeten interpretatie uit 1984; maar steeds een constante, evenwichtige visie die klopt. De oude Klemperer heeft vooral curiositeitswaarde in de beste zin van het woord; alleen al door Jo Vincent en Kathleen Ferier is dit een te koesteren opname.

3 Comments:

Anonymous Leen said...

Interessant. Die opname van Chailly heb ik in de NRC box. Daar heb ik nog nooit naar geluisterd, dat ga ik nu doen!
Opnames die ik erg goed vind
- De DG opname van Leonard Bernstein (Beethoveniaans...)
- De DVD uit de Berliner Philharmonie, Pierre Boulez dirigeert de Staatskapelle Berlin tgv zijn 80ste verjaardag (uit één stuk graniet).

Live:
- RphO - Bernard Haitink 13 mei 1990 De Doelen (onvergetelijk)
- RphO - Valery Gergiev (kan ik me niks meer van voor de geest halen)
- Staatskapelle Berlin - Pierre Boulez - 2 april 2007 - (Philharmonie Berlijn)

02 december, 2009 09:02  
Anonymous Ruurd van der Weg said...

Mooi overzicht! Mag ik een 'geheimtip' toevoegen? Dat is de opname die Mariss Jansons al in november 1989 (!) gemaakt heeft voor Chandos (CHAN 6595(2)- midprice in de Collect-serie). Het is een scherp gestoken uitvoering, dramatisch maar zonder overdrijvingen, met een zeer mooi "Urlicht" van Julia Hamari (weinig vibrato) en een finale met een formidable spanningsopbouw en ontlading. Dit was nog met "zijn" Oslo Philharmonisch Orkest, dus dat belooft wat voor de uitvoeringen met het KCO in het a.s. Sinterklaasweekend (ik ga vrijdagavond 4 december). Vol verwachting klopt mijn hart...

02 december, 2009 20:48  
Blogger Martien said...

Ik schaar mij gaarne achter Bernstein op DG - monumentaal! En hoewel muzieksnobs er soms hun neus voor ophalen blijft een andere favoriet Kaplan in zijn eerste opname met het LSO: misschien wel de meest partituurgetrouwe opname ooit, alle puntjes op de i, fantastisch mooi vastgelegd. De ingemixte kerkklokken aan het eind zijn natuurlijk way over the top maar wel magistraal effectief. Chailly met het KCO is me teveel Mahler lite, net als Jansons met Oslo trouwens.

07 december, 2009 17:44  

Een reactie posten

<< Home