01 oktober 2009

Mahler 1


Ik heb mezelf getrakteerd op een abonnement op de Mahler-serie van het KCO. Tot juni 2011 speelt het orkest alle symfonieën en Das Lied von der Erde. In de keuze van de dirigenten speelt het orkest niet louter op safe. Met Jansons (2, 3 en 8), Haitink (9), Boulez (7) en Inbal (10) staan gelouterde Mahler-dirigenten voor het orkest. Maar met Harding (1), Gatti (5) en Maazel (6) kan het alle kanten op. Ik kijk het meest uit naar de Jansons-concerten en naar Boulez en Fischer (4). Maar eigenlijk naar de hele serie, want die vormt een mooie aanleiding om het symfonische werk van Mahler gefaseerd opnieuw te doorgronden.
Ik ben van plan analoog aan de concerten een vergelijkende discografie van mijn Mahler-cd-collectie te doen. Van alle symfonieën heb ik meerdere uitvoeringen in de kast staan; boeiend om die eens te vergelijken. Hoe aardig het idee ook, het is geen licht werk. Van de Eerste symfonie heb ik op de één of andere manier in de loop der tijd tien uitvoeringen op cd weten te verzamelen. Die draai je niet zomaar op een zondagmiddag… En bij de Zesde (ik geloof negen uitvoeringen op cd) moet ik oppassen dat ik halverwege niet aan de Prozac moet.

De Eerste Mahler was ook mijn eerste kennismaking met zijn muziek. Het is voor de ongeoefende luisteraar, met zijn Vierde, zijn meest toegankelijke symfonie. Opvallend is de relatieve hoge kwaliteit van deze Eerste. Waar veel andere grote componisten met hun eerste symfonie nog aan het opwarmen zijn, leverde Mahler op zijn 28ste meteen een origineel, eigenzinnig en groots werk af. Het eerste deel vind ik erg intens, zeker de ijl klinkende vogeltjes-passage na de (herhaalde) expositie: origineel, briljant georkestreerd, dreigend. Het tweede en derde deel zijn relatieve rustpunten, maar ook daarin zijn er dreigende elementen. Alles komt in het slotdeel tot uitbarsting, in een fraaie afwisseling van hard en zacht, storm en rust, kakafonie en lyriek.

Zoals gezegd: er staan 10 opnames in mijn cd-kast. Daarvan laat ik drie opnames buiten deze vergelijking: Tennstedt, Muti en Bernstein uit de RCO-live Anthology box. Deze laatste betreft een opname van één concert uit een serie van meerdere, waaruit DG een commerciële opname samenstelde; deze DG-opname doet wel mee aan deze vergelijking. Er ontbreken natuurlijk ook opnames die hier misschien wel thuis hadden gehoord (Boulez, Solti, Walter). Maar je kunt niet alles hebben. Dat geldt ook voor ons allen: het blijft een raadsel waarom Von Karajan nooit een opname van deze symfonie heeft gemaakt; dat had zeker tot een interessant resultaat geleid.
De zeven opnames van deze Eerste Mahler die ik de afgelopen twee weken heb beluisterd bieden allemaal voldoende kwaliteit. Een slechte opname zit er eigenlijk niet tussen. De verschillen zijn soms minimaal, zeker in het slotdeel. Daar weten alle dirigenten wel raad mee: blijkbaar een deel dat nauwelijks ruimte voor interpretatie laat. Het blijkt bovendien lastig precies de verschillen tussen de opnames onder woorden te brengen. Die zijn soms zo minimaal, dat het benoemen daarvan de verschillen meer nadruk geven dan ze verdienen.


De oudste opname in deze vergelijking is van Carlo Maria Giulini en het Chicago Symphony Orchestra, dateert uit 1971 en neemt een bijzonder positie in de collectie in: Carlo Maria Giulini maakte slechts drie Mahler-opnames en geldt niet als een Mahler-dirigent. Enkele jaren later zou hij met hetzelfde orkest de Negende opnemen, en weer later in Berlijn Das Lied von der Erde, en daar bleef het bij. Maar deze Eerste bevestigt de grootheids van Giulini’s stijl. Het eerste deel sleept teveel en klinkt te hoekig en bonkig, maar in het tweede en derde deel verricht hij grootse daden. Het trio in het Scherzo klinkt neo-Brahms, en geen andere dirigent onderscheidt zich zo met het gedragen tempo van het derde deel. Het middendeel klinkt kamermuzikaal en ontroerend intiem. De finale wordt groots, breed, warmbloedig, maar uiterst secuur gespeeld.

Vrijwel gelijktijdig maakte Bernard Haitink met het Concertgebouworkest zijn tweede opname van dit stuk. Kort na zijn benoeming als chefdirigent werd al een opname gemaakt (ik geloof in 1961), maar deze werd door Haitink als jeugdzonde verworpen. Voor de in opbouw zijnde serie Mahler-opnamen werd in 1972 opnieuw deze Eerste op de lessenaars gezet. Het is een typische ‘vroege’ Haitink: relatief licht, vloeiend en vooral voor zichzelf sprekend. De uitvoering staat als een huis, is coherent en krachtig.

Vier jaar later startte Haitink de Mahler-Kerstmatinees, te beginnen met deze Eerste. De uitvoering vormt – hoe bijzonder! – in stijl een eenheid met de andere Kerstmatinee-Mahlers van de tien jaar hierna: dreigend, fel, dikwijls sneller dan gebruikelijk, dramatisch, en in deze Eerste soms zelfs overrompelend (Finale). De enorme intrinsieke kracht, passie en gedrevenheid zijn verbluffend; zo kan dit stuk dus óók klinken.

In oktober 1987 stond tijdens een regulier concert in de D-serie waar ik op geabonneerd was Leonard Bernstein voor het orkest. DG fabriceerde van de serie concerten een commerciële opname als onderdeel van de Mahler-serie die Bernstein maakte met de drie orkesten die Mahler zelf ooit gedirigeerd heeft: de New York Philharmonic, de Wiener Philharmoniker en het Concertgebouworkest. Deze opname heeft voor mij een bijzondere lading omdat ik zelf in het publiek zat, maar los van dat: dit is de beste van deze vergelijking. Het eerste deel is gedetailleerd, spannend en toch ook vloeiend; de glissandi zijn erg fraai gerealiseerd. Het tweede deel is relatief langzaam, maar zowel analytisch als muzikaal. Het derde deel wordt dan weer wat vlotter genomen; hoe fraai spelen de viool en hobo die prachtige passage in het middengedeelte. De finale is flitsend en groots. Van de live-uitvoering herinner ik me vooral het moment waarop de hoorns gingen staan, precies volgens de aanwijzingen in de partituur! Bij Bernstein denk je dan eigenlijk aan overdrijving, maar dat is hier geenszins het geval. Wel interpreteert hij de aanwijzingen van Mahler in de partituur soms wat letterlijker dan andere dirigenten, maar wat is daarop tegen? Dit is de meest coherente en idiomatische uitvoering van dit zevental.


Twee jaar later maakte DG ook in Berlijn een live-opname, van de Berliner Philharmoniker onder leiding van Claudio Abbado. Tijdens de periode Von Karajan waren de symfoniën van Mahler geen standaard-repertoire, en dat hoor je in deze opname. Het orkest is nog niet volledig vertrouwd met deze muziek, en ook Abbado dwingt geen coherente lezing af. Maar het geweldige orkestspel en het feit dat je Abbado hoort schaven aan de uitvoering maakt dit wel een spannende opname. En Abbado is een verhalenverteller, en haalt hier het onderste uit de kan.

Tijdens het Mahlerfeest in 1995 betekende de uitvoering van Mahlers Eerste de doorbraak van Riccardo Chailly als Mahlerdirigent. De opname valt echter in deze vergelijking fors tegen. Het KCO speelt weliswaar prachtig, maar Chailly dirigeert gemaniëreerd. Hij legt de nadruk op nagenoeg alle details; vermoeiend en betweterig. Alsof hij wil zeggen: kijk mij eens alles doorhebben van deze muziek. De grote lijn wordt volledig opgeofferd aan alle details; dat is prettig om die allemaal eens gepresenteerd te krijgen, maar erg idiomatisch is het niet. Helaas!

In augustus 2006 speelde het KCO o.l.v. Mariss Jansons de Eerste tijdens een zomerconcert, en ook later dat najaar nog een paar keer. Van al die concerten werd een RCO-live opname gemaakt, die in deze vergelijking hoge ogen gooit en wat mij betreft alleen Bernstein voor moet laten gaan. Jansons ontlokt in elk geval aan het KCO het beste orkestspel, maar daarnaast is zijn opvatting evenwichtig, gedreven, markant. Hij overdrijft nergens, maar drukt wel een eigen pulserende stempel op het stuk.

Samenvattend: de oudere opnames van Giulini en Haitink zijn interessant voor wie deze grote dirigenten een warm hart toedraagt. Ze bieden beide prima uitvoeringen. Interessanter zijn de live-opnames van Haitink tijdens de Kerstmatinee en van Abbado: hier regeren de kracht van het live-moment. Chailly valt tegen door zijn overbelichting van de details. De beste, krachtigste, evenwichtigste en meest gedreven uitvoeringen komen van Bernstein en Jansons, beide met het (Koninklijk) Concertgebouworkest; beide opnames zijn samengesteld uit meerdere live-opnames, en bij allebei zit ik bij een van die uitvoeringen in de zaal. Bernstein trekt bij mij uiteindelijk aan het langste eind: hij legt net iets meer persoonlijkheid en diepte in de uitvoering, zonder te overdrijven.

6 opmerkingen:

Maaike zei

Berichtje van een stille meelezer :-)
Ben erg benieuwd wat je er van vindt; ben zelf op woensdag en donderdag geweest, met de opnames van Haitink als enig referentiemateriaal.

Leen zei

Mooi artikel!

Je zegt: "De verschillen zijn soms minimaal, zeker in het slotdeel. Daar weten alle dirigenten wel raad mee. " Niet mee eens, er zijn maar weinig dirigenten die het orkest ´uit´ het exploderende begin van het slotdeel weten te leiden, zonder dat het in een chaos ontaardt. Luister eens naar de opname van Simon Rattle en het City of Birmingham Orchestra. Die doet dat briljant! (en dat zeg ik niet om nu eens aardig voor Rattle te zijn :) Boulez kan het ook.

Harding, Gatti en Maazel. Ik word er niet warm of koud van. Ik heb er geen kaarten voor.

Leen zei

Sinds vanavond ben ik een stuk minder enthousiast over Yannick. De negende van Beethoven klonk wel erg ouderwets, traag en ´dik´. Gelukkig was het slotdeel stralend en energiek, met uitstekende (verstaanbare) zangers en een goed koor.

Leen zei

De negende Beethoven door de Deutsche Kammerphilharmonie olv Paavo Järvi is nu te bestellen!
http://www.kammerphilharmonie.com/CDs.html
Live gehoord in Salzburg. Een gevoel van grote euforie!

GTH zei

Ben het met Leen eens over Yannick en Beethoven IX met het RPho...dit was toch een maatje te groot voor m, Kurtag fascinerend, geweldig radiokoor van Berlijn...maar Beethoven IX miste de ''spirit'' die me een paar jaar geleden onder leiding van Gergiev met het RPho trof. Gelukkig verandert Yannick dus niet alles al in goud en zijn er werken die nog moeten rijpen...

Richard Brocken zei

Mooi artikel waar ik het ook nog eens mee eens ben.
Gr, Richard.