30 april 2010

Concert 28 april 2010


Woensdag 28 april 2010, Concertgebouw Amsterdam
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Kurt Masur
David Fray, piano

Beethoven: Pianoconcert nr. 3
Schubert: Symfonie nr. 9


Een klassiek programma waarvan ik iedere noot bijkans kan dromen. Ik was vooral benieuwd naar Masurs opvatting over de Grote van Schubert, die hondsmoeilijke maar geniale symfonie. Uiteindelijk viel me die niet tegen, ofschoon de uitvoeringen van Harnoncourt bij het KCO (ook op cd vastgelegd) alsook de sublieme 'authentieke' opname van Charles Mackerras iedere uitvoering daarna tot op heden doen verbleken. Masur dirigeerde nooit al erg precies, en naarmate ook zijn jaren beginnen te tellen (hij is 82) wordt dat er niet beter op. Dat leverde soms wat onregelmatigheden op, vooral wanneer hij tempowisselingen wenste zoals in de coda van het eerste deel. De orkestklank loopt in dit stuk al gauw dicht, en ook bij het KCO gebeurde dat af en toe, met name in het eerste deel. Het derde en vierde deel kregen echter een prima vertolking. Masur liet de herhalingstekens overal voor wat ze waren, maar gelukkig juist niet in het allermooiste stuk van deze symfonie: het Trio uit het Scherzo, sowieso een hoogtepunt uit de gehele orkestliteratuur. Enfin, gewoon een overwegend goede uitvoering; niet voor de eeuwigheid in de herinnering maar alleszins bevredigend.
Dat gold eigenlijk ook voor het debuutoptreden van de jonge en fraai ogende pianist David Fray, ook al vond ik het tempo in het openings- en slotdeel net een tikje te laag en al waren er teveel oneffenheden in de afstemming tussen solist en orkest. Maar zowel Fray, Masur als het KCO waren voldoende professioneel om dit verrukkelijke pianoconcert als zodanig te spelen.

28 april 2010

Opera 25 april 2010


Zondag 25 april 2010, Muziektheater Amsterdam
De Nederlandse Opera

Berlioz: Les Troyens

Énée - Bryan Hymel
Didon - Yvonne Naef
Cassandre - Eva-Maria Westbroek
Chorèbe - Jean-Francois Lapointe
Anna - Charlotte Hellekant
Narbal - Alastair Miles
Koor van de Nederlandse Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. John Nelson

De derde en laatste keer. Het was weer oog- en oorstrelend mooi. Ik houd het kort; middels een wederom fraaie foto van de componist moet alle hulde uitgaan naar Berlioz, die een Grand Opéra schreef van Wagneriaanse allure, en somtijds heel dicht diens stijl benaderde - of was het eigenlijk andersom...?

25 april 2010

Concert 23 april 2010


Vrijdag 23 april 2010, Concertgebouw Amsterdam
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Iván Fischer
Miah Persson, sopraan

Schubert: Symfonie nr. 3
Schubert/Reinecke: Der Hirt auf dem Felsen
Mahler: Symfonie nr. 4


Een feest van doorzichtigheid en subtiliteit, dit concert. In Mahler 4 bereikte Fischer een zo mogelijk nog helderder en fragieler resultaat dan bij zijn opname met zijn Boedapest Festival Orkest. Alle details waren hoorbaar, zonder dat de eenheid geweld werd aangedaan. En zo breekbaar als het Ruhevoll klonk, zal dit deel waarschijnlijk nooit eerder gespeeld zijn. Slechts 12 celli, waarvan somtijds slechts de helft hun partij speelden, en hoe licht en dramatisch tegelijkertijd! Wat een vondst bovendien om de harp in het midden van het orkest met daarachter de contrabassen te plaatsen. Die hebben een aan elkaar verwante partij en pas nu klonk dat indringend door. De symfonie kan zeker ook voller en lyrischer gespeeld worden, maar deze doorzichtige en fragiele uitvoering deed alle recht aan de partituur. Een unieke luisterervaring! Voor de pauze verrukkelijke muziek van Schubert, even verrukkelijk gespeeld. Enig minpuntje wederom: het negeren van de herhalingstekens in de 3e van Schubert. Waarom toch? Maar verder fris- en puntigheid alom. En zo'n georkestreerd Schubert-lied van een frisse sopraan en klarinetpartij: wie kan dat weerstaan?

21 april 2010

Mahler 4


De vliegtuigen vliegen weer, dus mijn aanvankelijke angst dat Fischer ergens in een onherbergzaam oord vastzit en later deze week niet bij het KCO de Vierde van Mahler zou kunnen dirigeren, zal wel iets te zwartgallig zijn geweest. Maar goed, eerst zien (en horen) en dan geloven. Ik vind Fischer sowieso een groot dirigent en een potentiële kandidaat voor een toekomstig chef-dirigentschap – alleen al zijn vloeiend gesproken, in prachtig Hongaarse cadans uitgesproken Nederlands doet hem bij de orkestleden waarschijnlijk een streepje voor hebben – maar ook deze vergelijking van 10 opnames van Mahlers Vierde uit mijn verzameling doet reikhalzend uitzien naar zijn optreden.

Enfin, tien uitvoeringen van Mahler 4, hoe gek kun je zijn om die te bezitten. Als liefhebber van (de geschiedenis van) het Concertgebouworkest lukt dat echter al vrij snel: acht van de tien opnames zijn van het (K)CO! Dat maakt deze meest lyrische en kleine symfonie van Mahler met recht een Concertgebouworkest-symfonie: geen ander orkest maakte zoveel officiële opnames van dit werk. Maar ja, Mahler zelf gaf daartoe aanleiding door deze symfonie zelf twee keer op één avond met het orkest te dirigeren. Hoe lyrisch en klein het werk ook is, een ‘rustpunt’ in Mahlers symfonisch oeuvre vind ik het geenszins. Het werk bevat veel dramatiek en ‘verhaal’ die je als luisteraar in de ban houden. Voor beginnelingen een toegankelijk werk, voor ouwe rotten in het Mahler-vak voldoende vlees aan de botten om op te blijven kauwen!


De oudste opname dateert van november 1939: de enige complete Mahler-opname die van Willem Mengelberg is overgeleverd en die vrij snel na de introductie van de cd werd uitgegeven, is een in alle opzichte historische opname. Hier horen we een dirigent die dit stuk zelf door Mahler gedirigeerd heeft gehoord en zien worden, en die met de componist over dit stuk gesproken heeft. Hoe vreemd dat de uitvoering toch als gemaniëreerd overkomt: de vele glissandi die Mahler voorschrijft worden breed uitgemeten, er zijn allerlei vreemde tempowisselingen en het orkest speelt niet overal even goed als we tegenwoordig gewend zijn. Maar daartegenover staat een historische lading die veel, zo niet alles vergoedt. Jo Vincent zingt onvervalst vooroorlogs, en haar nadruk in de allerlaatste strofe ‘…fürrrr Frrrrrreuden’ is in het licht van de buiten Nederland reeds uitgebroken Tweede Wereldoorlog niet meer dan vanzelfsprekend. Bovenal horen we hier een geëngageerde Mahler-uitvoering die de zaal na afloop terecht in enthousiast applaus doet uitbarsten.


In 1961 maakte Georg Solti bij het Concertgebouworkest een wat fletse opname van deze symfonie. Vanwege zijn zeer lange afwezigheid nadien kreeg die opname een halve cultstatus, maar in vergelijking met de andere opnames is dit toch wel de minst aansprekende. Solti geeft een wat gedrongen, weinig uitgesproken lezing. Zo zingt ook Sylvia Stahlmann. En het orkest klinkt niet echt fraai: met name de hobo en hoorns klinken weinig ruimtelijk.


Vier jaar later maakte Bernard Haitink zijn eerst opname van deze symfonie. Er zouden er nog vier volgen. In de eerste twee delen vind ik deze uitvoering niet geslaagd. Ik mis de frisheid die zijn opnames van de Tweede en Derde symfonie uit die tijd wel bezitten, en ook hier zijn die hobo en hoorns niet mooi. Het derde deel krijgt echter een fraaie dramatiek mee, en het slotdeel is werkelijk prachtig: Elly Ameling zingt fris en toch gedistingeerd, en de orkestbegeleiding is grandioos. Maar als geheel geen volledig overtuigende uitvoering.


Dat geldt ook voor de eerste Mahler-opname van Herbert von Karajan, uit 1979. De eerste twee delen zijn te slepend, en vettig gespeeld. Door de langzamere tempi hoor je haast ieder detail, maar door de nadruk op de strijkers is het resultaat ook weer onevenwichtig. In het Ruhevoll een wederom geweldige strijkersklank, maar het geheel overtuigt niet in de opbouw en doorwerking; Edith Mathis zingt mooi, echter niet bijzonder.


Op 25 december 1985 stond deze Vierde op de Concertgebouworkest-lessenaars en die van Bernard Haitink tijdens de Kerstmatinee. Vergeleken met de vier hiervoor besproken opnames lijkt opeens sprake van een grote sprong voorwaarts. Het eerste deel is verhalend, het tweede bezit een geweldige schwung en Ländler-sfeer, en het Ruhevoll heeft een enorme diepgang en klankpracht. Dit is groots Mahler-spel! Wat jammer van de stem van Maria Ewing in het slotdeel: die is mij veel te rauw. Maar voor die drie eerste delen is dit een opname die gehoord moet worden!


Een jaar later maakte Bernard Haitink met het Concertgebouworkest zijn tweede officiële Mahler 4-opname, en het is deze uitvoering die ik vlak na verschijnen kocht en waarmee ik het stuk door en door leerde kennen. De conceptie is eigenlijk gelijk aan die bij de Kerstmatinee het jaar daarvoor, ook al mist het geheel toch net die schwung en live-spanning. Maar daar staan een in alle opzichten perfect spelend en opgenomen orkest (de hobo in deel 3 is onaards mooi), natuurlijkheid, speelsheid en balans tegenover. En ook: een geweldig en idiomatisch zingende Roberta Alexander in het slotdeel.


In juni 1987 dirigeerde Leonard Bernstein tijdens het Holland Festival het Concertgebouworkest en zorgde daarbij voor een unicum door te kiezen voor een jongenssopraan als solist. In de drie orkestrale delen toch weer die speciale Berstein-lading: weliswaar mist het de schwung van de Haitink-Kerstmatinee, maar hij brengt gelaagdheden aan en zorgt voor dramatische wendingen die je de oren doen spitsen, zeker wanneer door het orkest zo geweldig gespeeld wordt. Die jongenssopraan Helmut Wittek is echter een grote misser. Het lieve joch zingt soms zuiver zoals jongenssopranen zuiver kunnen zingen, maar dikwijls ook onbeholpen en rommelig. Tja, dat kan deze muziek niet hebben. Maar goed, voor mij toch een bijzondere opname: bij deze live-opname zit ik namelijk zelf in de zaal (ik weet nog: op die ene naar achteren geplaatste stoel tegen de muur op de hoek van het zijbalkon).


In 1999, dus vrij laat tijdens zijn chef-dirigentschap, maakte Riccardo Chailly bij het KCO een prachtige opname van deze Vierde. Het tempo van het eerste deel is mij net wat te traag, maar de vervolgdelen zijn stuk voor stuk prachtig: zowel de transparantie, de detailwerking als de grote lijn zijn adembenemend. Het orkest speelt op zijn best en de opname laat dat allemaal haarfijn horen. Met de uitdagend zingende Barbara Bonney koos Chailly voor een ideale soliste in het slotdeel. Hoe fraai de overige delen ook worden gespeeld: het tweede deel springt er uit. Alleen Chailly kan dit deel zo scherzo-achtig en puntig laten spelen!


In november 2006 was het vijftig jaar geleden dat Bernard Haitink zijn debuut maakte bij het Concertgebouworkest. Bij dat gouden jubileum dirigeerde hij Das Lied von der Erde, en na de pauze de Vierde. Het lukte me een kaartje voor dit concert te bemachtigen, zie hier mijn weblog van dat concert. Bij deze live-opname ligt de ‘winst’ bij de eerste twee delen. Daarin speelt het orkest bijzonder bevlogen, muzikaal en gedetailleerd. Het Ruhevoll is mooi maar niet meer bijzonder dan bij zijn eigen opname uit 1983 of bij Chailly. En Christine Schäfer zingt op het randje van gemaniëreerdheid; niet echt heel fraai bovendien.


En ja, dan Iván Fischer. Zijn opname uit 2008 is overal bejubeld, en inderdaad: die is verpletterend goed. De muziek klinkt overal vloeiend, fris, speels, uiterst muzikaal en gedetailleerd. Maar ook ultiem boeiend door de subtiliteiten in frasering zonder gemaniëreerdheid. Ik moest meerdere keren terugspoelen om bepaalde details opnieuw te horen. Het orkest uit Boedapest speelt overal grandioos mooi, en Miah Persson is de ideale zangeres. Wat een groot dirigent die deze muziek zo natuurlijk-eigen kan laten klinken. Zijn opvatting van deze Vierde maakt me ontzettend benieuwd naar zijn optreden bij het KCO aan het einde van deze week. Als hij diezelfde lichte eigen-aardige toets op het KCO weet over te brengen, zal er een hemelse uitvoering ontstaan.

Conclusie
Wie het voorgaande heeft gelezen, zal wellicht denken: hoe recenter de opname, hoe beter. In grote lijnen is dat ook zo. In elk geval is de opname van Iván Fischer de winnaar van deze vergelijking; die hoort in iedere cd-verzameling thuis. Van de (K)CO-opnames is die van Solti te weinig aansprekend, en hebben de eerste en laatste opname van Haitink (uit resp. 1965 en 2006) en die van Bernstein ondanks enkele prachtig gespeelde delen ook hun mindere eigenschappen (zo ook de opname van Von Karajan met de Berliner Philharmoniker). Dat geldt evenzeer voor de Kerstmatinee-uitvoering, te wijten aan Maria Ewing, maar voor het overige is dat een opname die de uitvoering van Fischer evenaart – hoe verschillend ze beide ook zijn. De opname van Mengelberg heeft vooral (heel veel) historische waarde. De beste over-all KCO-opnames zijn die van Haitink uit 1983 en van Chailly: mooi, mooier, mooist. Want wie kan (hoe subliem Fischer ook is) zonder dat specifieke Grote Zaal-geluid van de hobo-solo in het Ruhevoll…?

18 april 2010

Geen concert 18 april 2010


Zondag 18 april 2010, niet in het Concertgebouw Amsterdam
geen Gustav Mahler Jugendorchester o.l.v. Antonio Pappano
geen Han-Na Chang, cello

geen R. Strauss: Tod und Verklärung
geen Sjostakovitsj: Celloconcert nr. 1
geen R. Strauss: Ein Heldenleben


Het orkest is gestrand in Lissabon. Ook de kunst legt het af tegen de natuur.
Hulde overigens aan het Concertgebouw: ik ontving ruim op tijd zowel per mail als telefonisch bericht van de afgelasting.

17 april 2010

Concert 15 april 2010


Donderdag 15 april 2010, Concertgebouw Amsterdam
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt

Smetana: Má vlast

Ik kreeg heel lang geleden uit de nalatenschap van mijn grootvader een plaat met daarop de eerste twee delen uit 'Mijn vaderland' van Smetana, door de Berliner Philharmoniker o.l.v. Von Karajan. Het tweede deel 'Die Moldau' was en is overbekend, maar juist dat eerste deel 'Vysehrad' (Het hoge kasteel) trof mij bijzonder. Later kocht ik er de cd-versie van, die ik nog steeds koester. De andere vier delen van dit zesluik hoorde ik nog niet eerder, tot dit concert. Ik was er heel erg benieuwd naar, zeker ook vanwege Harnoncourt natuurlijk. Ik vond het concert echter geen onverdeeld succes. Het KCO was hoorbaar te onbekend met dit stuk; juist in dat prachtige eerste deel speelde het orkest uiterst onzeker en ondanks het fraaie begin met een harp links en rechts kwam het deel niet uit de verf. Af en toe vreesde ik dat men uit de bocht zou vliegen, maar dat gebeurde gelukkig niet. In de Moldau ging het gelukkig al een stuk beter, en het ingehouden gespeelde hoofdthema door de strijkers leverde een bijzonder fraaie harmonie met de begeleidende orkestgroepen op. Misschien kwam het door mijn onbekendheid met de vervolgdelen, maar bijzonder vond ik die muziek niet. Ik was eerlijk gezegd ook niet al te geconcentreerd (na een zware werkdag). Dus hoe het ook kwam: ik werd niet bepaald meegesleept door de muziek en de uitvoering. Er werd na ieder deel door enkelen uit het publiek geapplaudisseerd, en zowel voor de pauze als na afloop was de publieke bijval opvallend groot. Ik kon daar wel inkomen: Harnoncourt is de tachtig gepasseerd, en voor het volgend seizoen staat geen nieuwe gastdirectie bij het KCO geprogrammeerd. Het zou zomaar zijn laatste optreden kunnen zijn geweest. Ondanks dit wat minder geslaagde concert zou dat een enorm gemis zijn!

13 april 2010

Opera 12 april 2010


Maandag 12 april 2010, Muziektheater Amsterdam
De Nederlandse Opera

Berlioz: Les Troyens

Énée - Bryan Hymel
Didon - Yvonne Naef
Cassandre - Eva-Maria Westbroek
Chorèbe - Jean-Francois Lapointe
Anna - Charlotte Hellekant
Narbal - Alastair Miles
Koor van de Nederlandse Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. John Nelson

De tweede keer naar deze prachtopera - de tijd vloog weer om. Voor iedereen die deze opera bezoekt zal het misschien meteen duidelijk zijn, maar ik bedacht pas tijdens deze voorstelling hoe synchroon de twee delen waaruit deze opera bestaat eigenlijk zijn. Dat in beide delen de de hoofdrolzangeres zelfmoord pleegt, was me natuurlijk wel al duidelijk. Maar bij beide delen gaan deze zelfmoorden vooraf door waarschuwingen en pogingen deze te weerleggen. Narbal is eigenlijk de (weliswaar wat terughoudender) Cassandra uit het eerste deel. En Anna probeert net als Chorèbe de onheilstijding te weerleggen. Enfin, wederom een opera gezien die me volledig in zijn ban hield. De enscenering is oogstrelend en tijdloos, en er wordt geweldig gezongen en gespeeld. Allereerst dat koor: dat beleeft dezer jaren hoogtepunt na hoogtepunt, en het optreden in Les Troyens is daar weer het hoogtepunt van. Van de solisten zijn er eigenlijk geen zwakke plekken. Eva-Maria Westbroek zingt en akteert op vol vermogen; het is voortdurend volstrekt natuurlijk wat ze doet. Haar tegenspeler Jean-Francois Lapointe heeft slechts een klein aandeel, maar wat een prachtige stem en wat een fraai duo vormt hij met Westbroek! Bij Yvonne Naef vraag je je aan het begin van de derde akte af of ze het allemaal wel gaat halen, maar ze logenstraft die aarzeling naarmate de voorstelling vordert. Het vijfde bedrijf maakt ze tot een beklemmend slotstuk; wat is ze daar geweldig kwaad, en haar wat ongepolijste stem past daar perfect bij. Bryan Hymel heeft geen dankbare rol: de Énée is bij vlagen loodzwaar, echt meeslepend is die nooit. Hymel zingt echter bijzonder krachtig en sonoor, een heuse prestatie. Dat was een paar jaar geleden met Donald Kaasch maar behelpen. Charlotte Hellekant is allereerst een prachtvrouw om naar te kijken, maar haar lage alt is bij vlagen minstens zo mooi. Haar duet met Dido in het derde bedrijf is onvergetelijk. Na al deze superlatieven mag het duidelijk zijn: ik verheug me alweer op mijn derde gang...

10 april 2010

Concert 9 april 2010


Vrijdag 9 april 2010, Concertgebouw Amsterdam
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Markus Stenz
Christianne Stotijn, mezzo-sopraan

Bruckner: Symphonisches Präludium
Mahler: Blumine
Glanert: Fluss ohne Ufer
Diepenbrock: Hymne an die Nacht
Janacek: Sinfonietta


Een wat caleidoscopisch programma van stuk voor stuk boeiende stukken; een concert waarbij de dirigent vijf keer de trap afkomt is misschien wat teveel verbrokkeld, maar de afzonderlijke onderdelen waren uit zichzelf aantrekkelijk genoeg om toch een fraai concert te laten ontstaan. Dat begon al meteen met het Symfonisch Präludium van Bruckner, een onbekend stuk van een kleine tien minuten dat hier zijn Nederlandse premiére beleefde. De herkomst is wat duister, althans volgens de toelichting in Preludium, maar ik hoorde er voldoende Bruckner in. Fraai slot trouwens. Dat gold ook voor de Blumine van Mahler, hier voor het eerst gespeeld door het KCO. Een sierlijk lieftallig stuk. Tja, daar zit je dan als wereldberoemd Bruckner- en Mahlerorkest binnen twintig minuten van beide componisten iets nieuws te spelen. Van Glanert hoorde ik ooit eens een geweldig stuk in de A-serie (Theatrum bestiarum), zie hier de weblog daarvan. Fluss ohne Ufer was eveneens klankrijk en uitbundig, maar miste net die impact van Theatrum bestiarum. Desondanks is Glanert een boeiende componst! Na de pauze vloeiden de stem van Christianne Stotijn en het orkest onder leiding van de soepel dirigerende Stenz prachtig samen in de weelderige Hymne an die Nacht van Diepenbrock, dat eigenlijk een centraler positie in het orkestrepertoire zou mogen hebben. De Sinfonietta van Janacek was een lekkere uitsmijter, fraai gespeeld. Maar een topwerk vind ik het nog steeds niet. Ik vond het ook wat detoneren in dit rondom-Mahlerprogramma. Wie een abonnement heeft op de Mahler-serie kon voor een prikie naar dit concert uit de A-serie. Vandaar dat de zaal helemaal vol zat.

05 april 2010

Opera 4 april 2010


Zondag 4 april 2010, Muziektheater Amsterdam
De Nederlandse Opera

Berlioz: Les Troyens

Énée - Bryan Hymel
Didon - Yvonne Naef
Cassandre - Eva-Maria Westbroek
Chorèbe - Jean-Francois Lapointe
Anna - Charlotte Hellekant
Narbal - Alastair Miles
Koor van de Nederlandse Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. John Nelson

Deze opera zat al in de twee halve abonnementen die ik dit seizoen van DNO heb - te genieten later deze maand - , maar een verder leeg paasweekeinde en de herinnering aan deze eerder zo geweldig-fraaie productie van het duo Audi-Tsypin en bovenal: de sublieme muziek van Berlioz, deden me op Stille Zaterdag in de stromende regen naar de Stopera fietsen om voor de dag erna een extra kaartje te kopen voor de premièrevoorstelling van deze in alle opzichten geweldige opera. Heerlijk, om op zo'n anders rare zondagavond van Pasen van half zes tot bijna half twaalf op de best denkbare wijze onder de pannen te zijn. Les Troyens biedt veel opera voor relatief weinig geld. Het stuk zit vol grandioze muziek, variërend van bonte typische Berlioz-achtige eigenzinnigheden waarbij alle registers worden opengetrokken tot aan de meest intieme, hartverscheurende en lyrische subtiliteiten die maar weinig andere componisten zo raak op het notenblad wisten te zetten. Van die eerste categorie: de entree van Aeneas in de eerste acte: 'Du peuple et des soldats' gevolgd door dat overweldigende 'octet et double choir', verder het dolle slot van de derde akte waarin Aeneas en zijn mannen Dido te hulp schieten in de aanval van Jarbas; en wat te denken van die 'Chasse royale et orage' aan het begin van de vierde akte - overigens prachtig visueel begeleid! Van de tweede categorie teveel voorbeelden om hier te noemen. Slechts twee genoemd: allereerst de 'Pantomime Andromaque et son fils' uit het eerste bedrijf, waarbij ik - zo herinnerde ik me - bij de eerste voorstellingenreeks al volschoot, en bij deze voorstelling weer. De combinatie tekst, muziek en beeld is hier ijzersterk en raakt je vol in het hart. En ja, dan dat slot van het vierde bedrijf, daar is Berlioz werkelijk op zijn allerbest: eerst dat 'septuor' met die aanhoudende fluitenpassage en het koor, gevolgd door het liefdesduet van Aeneas en Dido. Ik kom bij mijn bespreking van mijn twee volgende bezoeken op de uitvoering terug, maar laat ik duidelijk zijn: die is met een grandioos zingende hoofdrolbezetting (Cassandra, Aeneas, Dido en Anna), een zichzelf overstijgend operakoor en een opvallend fraai spelend orkest o.l.v. John Nelson meer dan prachtig. Geen wonder dat het premièrepubliek de volle vierenhalf uur doodstil zat te luisteren. Hoe kan een mens het verdragen deze productie niet of slechts één keer te zien/horen?
Normaliter bij mijn operabesprekingen foto's van de DNO-website, maar alle eer gaat vooraleerst uit naar Berlioz; de foto is uit 1867, twee jaar voor zijn dood genomen in St. Petersburg. Klik erop en daarna nog een keer en je krijgt hem ontroerend vol op je scherm. Wat een componist...!